Genesis 32:28

41) niet Jakob

Niet is hier zoveel gezegd als niet alleen, of niet zoveel, zozeer, want hij wordt hierna ook wel Jakob genoemd; zie deze manier van spreken, 1 Sam. 8:7; Joh. 7:16; 1 Cor. 1:17; 1 Joh. 3:18.

1Sa 8.7 Joh 7.16 1Co 1.17 1Jo 3.18

42) Isra‰l:

Dat is, een vorst Gods, of die vorstelijke macht heeft met God, gelijk blijkt uit de volgende woorden. Dezen naam geeft God Jakob ten tweeden male, onder, Gen. 35:10.

Ge 35.10

43) met God

Hebbende den strijd uitgestaan, dien hem God aandeed, en overwonnen.

44) met de mensen,

Te weten, eerst met Ezau, en daarna met Laban, en nu komt hij weder te strijden met Ezau.

Isaiah 62:2

7) uw gerechtigheid

Te weten, die gerechtigheid, o Zion, of Jeruzalem, met welke gij van uwen Bruidegom Christus Jezus zult zijn versierd geworden.

8) een nieuwen naam

Dat is, gij zult vernieuwd en in een beteren staat gebracht worden, dan gij tevoren waart, en deze nieuwe en betere staat zal ook oorzaak zijn van den nieuwen naam; die van nature kinderen zijn des toorns, Ef. 2:3, zullen uit genade genoemd worden kinderen Gods, 1 Joh. 3:1, en degenen, aan welken Hij een welgevallen of lust heeft Jes. 62:4. Dezen nieuwen naam kent niemand, dan die hem ontvangt; Openb. 2:17.

Eph 2.3 1Jo 3.1 Isa 62.4 Re 2.17

9) uitdrukkelijk

Zie van het Hebreeuwse woord Gen. 30:28.

Ge 30.28

Acts 11:26

28) Christenen genaamd

Grieks Christianoi; dat is, discipelen van Christus, omdat zij Zijne leer aannamen en beleden, welke met dezen naam ook met recht genoemd worden, omdat, als zij in Hem geloven, zij leden van Zijn lichaam en Zijner zalving deelachtig worden. Zie ook Hand. 26:28, en 1 Petr. 4:16.

Ac 26.28 1Pe 4.16
Copyright information for DutKant