Genesis 32:3

3) voor zijn

Dat is, v¢¢r zijn aankomst, of eer hij daar komen zou, te weten, om den weg te bereiden tot de gunst zijns broeders. Dergelijke manier van spreken hebben wij Mal. 3:1; Matth. 11:10; Luk. 9:52; en Luk. 10:1.

Mal 3.1 Mt 11.10 Lu 9.52 10.1

4) Se‹r,

Zie boven, Gen. 14:6.

Ge 14.6

5) Edoms.

Het landschap Idumea, aan het zuidelijke einde van Judea palende, hebbende zijn naam van Ezau, die ook Edom genoemd wordt, boven, Gen. 25:30, en nu woonde in dit land, onder, Gen. 36:8, hebbende de vroegere inwoners, te weten de Horieten, daaruit verdreven, Deut. 2:12,22.

Ge 25.30 36.8 De 2.12,22

Genesis 36:20

34) Se‹r,

Deze Se‹r is daar geweest de eerste vorst, van wien het land oorspronkelijk den naam Se‹r bekomen heeft. Dit geslacht wordt hier verhaald, omdat Ezau en Elifaz met hun nakomelingen daarmede, door middel van het huwelijk, zijn vermaagschapt, en dat de heerschappij over het land van de Horieten op de nakomelingen van Ezau gekomen is; uit vergelijking van dit vs. Gen. 36:20 en Gen. 36:2, blijkt, dat de Horieten en Hevieten voor ‚‚n genomen worden.

Ge 36.20,2

Deuteronomy 2:12

18) Horieten te voren in Seir;

Zie Gen. 14:6, en Gen. 36:20.

Ge 14.6 36.20

19) land zijner erfenis,

Versta hier, de landen van Sihon en Og, die reeds door de kinderen Isra‰ls waren ingenomen, toen Mozes dit zeide of schreef.

Deuteronomy 2:22

26) Hij aan de kinderen van Ezau,

Namelijk, de HEERE.

Copyright information for DutKant