‏ Genesis 36:35

57) Midian

Dat is, de Midianieten; zie boven, Gen. 25:2.

Ge 25.2

‏ Exodus 2:16

25) de priester in Midian

Anders de prins, of, overste; zie van het Hebreeuwse woord Cohen Gen. 41:45. Zijn naam was Jethro, Exod. 3:1, en Hobab, Num. 10:29.

Ge 41.45 Ex 3.1 Nu 10.29

‏ Numbers 22:4

5) de oudsten der Midianieten:

Zij worden vorsten genaamd Num. 22:8.

Nu 22.8

6) oplikken

Dat is, opeten en verteren.

7) al wat rondom ons is,

Hebreeuws, al onze rondommen, of, onze rondommigheden.

‏ Numbers 25:16-18

18) zuster,

Dat is, die van hun natie was.

‏ Judges 6:2

2) maakten zich de kinderen Isra‰ls,

Of, zij bereidden, vermaakten, maakten toe.

3) de holen,

Om zich daarin tegen de Midianieten te verbergen en te verzekeren.

‏ Isaiah 10:26

110) tegen hem

Te weten tegen den koning van Assyri‰.

111) een gesel

Te weten vooreerst den slaanden engel, en straks daarna van den koning van Assyri‰'s eigen zonen; zie 2 Kon. 19:35,37.

2Ki 19.35,37

112) gelijk de slachting

Dat is, gelijk eertijds de Midianieten door Gideon plotseling zijn overvallen geweest; Richt. 7:19, enz.; Jes. 9:3,4.

Jud 7.19 Isa 9.4,5

113) de rots van Oreb;

Gelegen bij Bethabara aan de Jordaan, die de rots Oreb genoemd wordt, omdat Oreb, een van de vorsten der Midianieten, aldaar van Gideon is verslagen. Zie Richt. 7:24,25.

Jud 7.24,25

114) [gelijk]

De zin is: Gelijk Farao met zijn leger in de Rode zee is omgekomen als Mozes zijnen staf ophief, alzo zullen ook de Assyri‰rs in het verderf vervallen en omkomen.

115) naar de wijze

Zie de aantekening boven Jes. 10:24.

Isa 10.24
Copyright information for DutKant