Genesis 37:25

34) om brood

Dat is, om hun maal te houden; zie boven, Gen. 31:54.

Ge 31.54

35) Isma‰lieten

Een volk, afkomstig van Ismael, den zoon van Abraham uit Hagar; van welks land men zien mag, boven, Gen. 25:18. Beneden worden ook genoemd Midianieten en Medanieten, Gen. 37:28,36, waaruit blijkt dat het een gezelschap geweest is van onderscheiden nati‰n, woonachtig in Arabi‰.

Ge 25.18 37.28,36

36) Gilead;

Zie boven, Gen. 31:21.

Ge 31.21

37) specerijen,

Het Hebreeuwse woord betekent in het algemeen allerlei soort van specerij.

38) balsem,

Anders, hars, terpentijn.

39) mirre,

Anders, mastik, of balsem; zie van deze specerij ook onder, Gen. 43:11.

Ge 43.11

40) Egypte.

Zie boven, Gen. 12:10.

Ge 12.10

Exodus 18:12

14) Gode brandoffer en slachtofferen;

Dat is, om aan God te offeren.

15) brood te eten met den schoonvader van Mozes,

Brood eten, is hier te zeggen een feestelijken maaltijd houden.

16) voor het aangezicht Gods.

Dat is, in de vreze des Heeren, den Heere voor ogen hebbende; of voor de majesteit Gods, verschijnende in de wolkkolom; vergelijk Deut. 12:7, en Deut. 27:7.

De 12.7 27.7

2 Kings 6:22

24) zoudt gij

De zin is, naardien het niet betaamt dat men allen, die in den oorlog gevangen zijn, doden zal, dat het den koning Joram, nog veel minder betaamde dezen te doden, die hij in den oorlog niet gevangen had.

25) brood en water

Dat is, spijs en drank. Vergelijk Ezra 10:6.

Ezr 10.6

Luke 14:1

1) een der oversten

Dat is een overste der Joden uit de secte der Farize‰n, gelijk ook Nicodemus was, Joh. 3:1.

Joh 3.1

2) waarnamen.

Namelijk of Hij iets zou zeggen of doen, dat zij zouden mogen berispen.

Copyright information for DutKant