Genesis 37:36

59) Medanieten

Zie boven Gen. 25:2.

Ge 25.2

60) hoveling,

Het Hebr. woord betekent eigenlijk een gesneden man, gelijk Jes. 56:3,4; en daarom ook een kamerling, omdat de kamerlingen der grote vrouwen gesneden waren, Esth. 4:4; voorts betekent het ook hovelingen of officieren in herenhoven, gelijk hier en onder, Gen. 40:2, en 2 Kon. 8:6.

Isa 56.3,4 Es 4.4 Ge 40.2 2Ki 8.6

61) der trawanten.

Die gesteld waren om de misdadigers op des konings bevel te straffen. Zie onder, Gen. 40:3; 1 Sam. 22:17; Mark. 6:27. Het Hebreeuwse woord betekent slachters van beesten en mensen.

Ge 40.3 1Sa 22.17 Mr 6.27

Esther 1:10

20) den zevenden dag,

Dit was de laatste dag van dien treffelijken maaltijd.

21) vrolijk was

Hebreeuws, goed.

22) zeide hij

Dat is, hij beval, of hij belastte.

23) kamerlingen,

Of, hovelingen; en zo in het volgende; zie Gen. 37:36.

Ge 37.36
Copyright information for DutKant