Genesis 37:5

7) haatten

Hebr. zij deden, of voegden toe, of, voeren voort hem nog, of, te meer te haten; alzo onder, Gen. 37:8; zij namen drie oorzaken om hem te haten. Eerst, omdat hij hun kwaad gerucht tot Jakob bracht, Gen. 37:2. Ten tweede, omdat de vader hem liever had dan zijn broeders, Gen. 37:4. Ten derde, om zijn dromen, die hij hun vertelde, hier Gen. 37:6, enz.

Ge 37.8,2,4,6

Genesis 42:9

10) waar het

Hebr. de blootheid des lands; dat is, waar het land bloot, open, of onsterk is, waar de vijand zou mogen inkomen, om enige plaatsen in te nemen, of het land af te lopen en te verderven.

Copyright information for DutKant