Genesis 4:12

25) meer geven;

Hebr. hij zal niet voortgaan u zijn vermogen te geven.

26) gij zult zwervende

Om twee‰rlei ongerustheid: een lichamelijke, omdat Ka‹n van het ene land in het andere zou omlopen; de andere geestelijk, dewijl de conscientie, die overal mede gaat, hem niet met vrede laten, maar in gestadige vrees houden zou.

Genesis 4:14

28) Gij hebt

Te weten, door uw vonnis, hetwelk zo zeker en vast gaat, alsof het reeds uitgevoerd ware.

29) aardbodem,

Hebr. van het aangezicht des aardbodems.

30) ik zal voor uw aangezicht

Dit kan men verstaan van Ka‹ns uitbanning uit Gods gunst en genade, mitsgaders van het aangezicht of gezelschap zijner gemeente.

31) al wie mij vindt

Anders, al wat mij vindt.

1 Kings 14:15

32) omgedreven wordt,

Te weten, herwaarts en derwaarts, door allerlei winden, alzo zou ook Isra‰l door onenigheden van binnen en door oorlogen van buiten ontsteld en beroerd worden.

33) rivier;

Namelijk Eufraat. Zie Gen. 31:21. Hij voorzegt der Isra‰lieten vervoering in Assyri‰, Mesopotami‰ en Medi‰; van welke vervulling, omtrent twee honderd en veertig jaren hierna geschied, wij kunnen lezen 2 Kon. 17:6.

Ge 31.21 2Ki 17.6

34) bossen

Zie van deze Exod. 34:13; Deut. 7:5. Onder ‚‚n soort van afgoderij verstaat God alle andere, ja alle valse godsdiensten. Anders, bosgoden, bosbeelden; alzo 1 Kon. 14:23.

Ex 34.13 De 7.5 1Ki 14.23

Proverbs 27:8

16) is, die

Te weten, veel gevaar onderworpen en in gedurige onrust, totdat hij een nieuw nest heeft, hetwelk hij dikwijls kwalijk maken of bekomen kan.

17) die omdoolt

Te weten, lichtvaardiglijk, zonder nood en wettelijke beroeping.

Hosea 7:13

40) afgezworven;

Hier en daar afgodische en vleselijke hulp zoekende, zwervende als een verbijsterde vogel, die nergens rust vindt.

41) tegen Mij overtreden!

Of, zijn van mij afgevallen, zie 1 Kon. 8:50, en 1 Kon. 12:19; idem Jer. 2:8,29, en vergelijk onder Hos. 8:1, en Hos. 14:10.

1Ki 8.50 12.19 Jer 2.8,29 Ho 8.1 14.9

42) zou hen wel verlossen,

Of, Ik heb hen wel verlost, of Ik verlos hen wel, of als Ik hen verlos, enz., zo, enz. Zie 2 Kon. 14:25,26,27,28.

2Ki 14.25,26,27,28

43) leugens tegen Mij.

Wat hun goeds van mij geschiedt, daarvan geven zij valselijk hunnen afgoden de eer; of zij beloven wel bekering en dankbaarheid, maar denken het niet.

Copyright information for DutKant