Genesis 4:25

49) zij noemde zijn naam

Te weten, met toestemming van haar man, zoals te zien is onder hoofdstuk Gen. 5:3, waar deze naamgeving Adam toegeschreven wordt.

Ge 5.3

50) Seth:

Hebr. Scheth, dat is, Zetting.

51) zaad gezet

Dat is, een anderen zoon gegeven; alzo onder Gen. 21:13, Gen. 38:8; Matth. 22:24,25.

Ge 21.13 38.8 Mt 22.24,25

Genesis 13:15

23) Al dit land, dat gij ziet,

Niet wat hij toen gans zag, maar wat hem gans beloofd werd.

24) zal Ik

Wel tot een aardse herberg voor uw vleselijk zaad, maar ook tot een teken van het hemelse vaderland voor uw geestelijk zaad. Verg. Hebr. 11:9,10,14,15,16.

Heb 11.9,10,14,15,16

25) u geven,

Te weten, u het recht tot het aardse Kana„n, en uw zaad naar het vlees te zijner tijd de dadelijke bezitting; daarna u en uw geestelijk zaad, hier het recht tot het hemelse Kana„n en hierna de eeuwige bezitting daarvan; alles uit genade.

26) tot in eeuwigheid.

Dat is, een langen tijd, te weten, totdat de Messias, het zaad der zegening, uit uw vlees geboren zijnde, het werk der verlossing op aarde zal volbracht hebben. Het /hw wordt in andere betekenissen dikwijls genomen voor den gansen tijd der wet. Zie onder Gen. 17:13, en Gen. 48:4; Ps. 132:4. Of, eigenlijk in eeuwigheid, ten aanzien van het geestelijke Kana„n en het geestelijke zaad.

Ge 17.13 48.4 Ps 132.4

Genesis 15:18

41) maakte de

Hebr. sneed, of, hieuw. Een manier van spreken genomen van het slachten der beesten, en de verdeling der stukken, vermeld vs. 17.

Ge 15.17

42) gegeven,

Te weten, door mijn besloten voornemen en verklaarde belofte; boven hoofdstuk Gen. 13:15, hoewel de uitvoering nog tot den tijd voornoemd, vs. 13, moet uitgesteld worden.

Ge 13.15 15.13

43) van de

Hierdoor wordt verstaan de rivier Sichor, welke Egypte van Kana„n scheidt; Num. 34:5; Joz. 13:3; 1 Kron. 13:5. Anderen verstaan hier de rivier Nilus (de Nijl).

Nu 34.5 Jos 13.3 1Ch 13.5

44) Frath.

Zie boven Gen. 2:14, en de vervulling hiervan 2 Sam. 8:3, en 1 Kon. 4:21, 1 Kon. 9:21; 1 Kron. 18:3; 2 Kron. 9:26.

Ge 2.14 2Sa 8.3 1Ki 4.21 9.21 1Ch 18.3 2Ch 9.26

Genesis 17:10

17) mijn verbond,

Dat is, het teken en zegel mijns verbonds, gelijk vs. 11 wordt verklaard; zie Rom. 4:11. Deze manier van spreken, waardoor het teken den naam draagt van de betekenende zaak, wordt in de sacramenten menigmalen gebruikt, niet alleen om de geestelijke weldaden ons te beduiden en te verklaren, maar ook aan elken bondgenoot te verzegelen. Verg. hiermede Exod. 12:11; Matth. 26:17; Hand. 22:16; 1 Cor. 10:6, 1 Cor. 11:24,25; Tit. 3:5.

Ge 17.11 Ro 4.11 Ex 12.11 Mt 26.17 Ac 22.16 1Co 10.6 11.24,25 Tit 3.5

18) mannelijk is

Gelijk de natuurlijke onreinheid der vrouwen met de mannen gemeen was, zo behoorde ook haar de belofte der genade; niettemin heeft God een sacrament ingesteld, hetwelk alleen aan het mannelijk geslacht kon bediend worden, omdat de mannen de voornaamste oorzaak zijn van de geboorte, en, door de voortplanting, ook der natuurlijke onreinheid. Dit was genoeg voor dien tijd, totdat de Messias komende, een ander teken voor beiderlei geslacht instellen zou. Dat evenwel de vrouwen mede onder het verbond begrepen zijn, blijkt onder Gen. 34:14; Exod. 12:3,4; Jo‰l. 2:15,16.

Ge 34.14 Ex 12.3,4 Joe 2.15,16

Genesis 21:13

16) tot een

Zie boven, Gen. 16:10, en Gen. 17:20

Ge 16.10 17.20

17) omdat hij

Dat is, omdat hij uw zoon is, en dat hij van u afkomstig is.

Genesis 22:17-18

31) Voorzeker

Hebr. zegenende zegenen, en vermenigvuldigende zal Ik vermenigvuldigen.

32) aan den

Hebr. aan de lip der zee; alzo onder, Gen. 41:4; Joz. 11:4, 1 Sam. 13:5.

Ge 41.4 Jos 11.4 1Sa 13.5

33) de poort

Dat is, gebied, geweld, steden en landen, want bij de ouden is in de poort het gericht geweest, Deut. 21:19; en Deut. 22:15; Amos 5:12,15; Zach. 8:16, idem, der steden sterkte. Zie Richt. 5:8; Ps. 147:13; Jes. 22:7; Ezech. 21:22. Hierom zijn ook poorten de steden zelf, Deut. 22:15 en Deut. 18:6, ja de steden van een geheel land, Jer. 14:2. Dit is ten aanzien van het lichamelijke vervuld in Jozua, David, enz., maar voornamelijk en geestelijk in den Messias, Ps. 2:8,9 en Ps. 110:1,2,3; Col. 2:15, die zijn kerk en dienstknechten ziujn overwinning deelachtig maakt; 1 Cor. 15:57; 2 Cor. 2:14 en 2 Cor. 10:5,6.

De 21.19 22.15 Am 5.12,15 Zec 8.16 Jud 5.8 Ps 147.13 Isa 22.7 Eze 21.22 De 22.15 18.6 Jer 14.2 Ps 2.8,9 110.1,2,3 Col 2.15 1Co 15.57 2Co 2.14 10.5,6
34) in uw

Dat is, in Christus, die uit uw zaad naar het vlees voortkomen zal. Zie boven Gen. 12:3.

Ge 12.3

35) zullen

Zie Hand. 3:25; Gal. 3:8,16.

Ac 3.25 Ga 3.8,16

36) alle

Niet alleen, die uit uw vlees zullen voortkomen, maar ook alle andere volken, die in uw zaad aan den Messias geloven zullen. Zie Gal. 3:29.

Ga 3.29

37) naardien

Zie Gen. 22:16.

Ge 22.16
Copyright information for DutKant