Genesis 41:40

50) mijn huis zijn,

Zie boven, Gen. 34:19.

Ge 34.19

51) op uw bevel

Hebr. op uw, of, naar uw mond. Aldus wordt mond voor bevel genomen; Exod. 17:1, en Exod. 38:31; Num. 3:16,39, en Num. 4:27, en Num. 9:18; Deut. 17:10, enz.

Ex 17.1 38.31 Nu 3.16,39 4.27 9.18 De 17.10

52) [de hand]

Tot een teken van eerbied en gehoorzaamheid. Het was in dien tijd, als ook nog hedendaags, gebruikelijk, dat de onderdanen de hand aan den mond brachten, of kusten, wanneer enige grote heren hen aanspraken, of hun iets belastten; verg. Job 31:27; Hos. 13:2, waar deze manier van spreken voor afgodischen eerbied gebruik wordt; en aldus wordt door kussen ook verstaan een gewillige gehoorzaamheid, gelijk 1 Kon. 19:18; Ps. 2:12. Anders, aan uw mond zal al mijn volk kussen.

Job 31.27 Ho 13.2 1Ki 19.18 Ps 2.12

53) groter zijn

Verg. deze manier van spreken met Gen. 39:9.

Ge 39.9

1 Kings 19:18

40) heb Ik

Anders, Ik zal doen, enz.

41) zeven duizend,

Dat is, zeer vele. Zie Lev. 26:8.

Le 26.8

42) niet gekust heeft.

Dat is, geen eerbied noch onderdanigheid bewezen heeft, waarvan het kussen een uitwendig teken was. Zie Gen. 41:40. Hetwelk nog heden de afgodendienaars hun beelden en versierd heiligdom bewijzen. Zie van de ongeoorloofde religieuze kussing, Job 31:27, en Hos. 13:2.

Ge 41.40 Job 31.27 Ho 13.2

Job 31:27

46) verlokt

Te weten, om die godsdienstige eer aan te doen.

47) in het verborgen,

Tegen de openbare belijdenis, die ik doe van den waren en levenden God alleen in geest en waarheid te dienen. Zie Deut. 27:15.

De 27.15

48) dat mijn hand

Dat is, mijn hand aan mijn mond gebracht hebt, tot bewijs van eerbied en onderdanigheid. Zie van den afgodischen kus, gedaan ter ere van de afgoden, 1 Kon. 19:18; zie ook Gen. 41:40.

1Ki 19.18 Ge 41.40
Copyright information for DutKant