Genesis 41:45

61) Zaphnath Pa„neah,

Dat is, uitlegger van verborgenheid.

62) overste van

Het Hebreeuwse woord betekent wel een priester, maar ook in het algemeen een overste in den politieken staat, en een persoon van groot aanzien; zie 2 Sam. 8:18, en 2 Sam. 20:26; 1 Kron. 18:17; Job 12:19. Jozef wordt genoodzaakt door zijn tegenwoordige gelegenheid dit huwelijk te doen, zijnde niettemin de kinderen daarvan door Jakob gerekend voor vaders van twee stammen in Israel; onder Gen. 48:16.

2Sa 8.18 20.26 1Ch 18.17 Job 12.19 Ge 48.16

63) On,

De naam van een stad in Egypte.

Numbers 3:32

25) De overste

Deze was gesteld over de oversten der Levieten, en was de voornaamste naast den hogepriester, die in tijd van nood zijn plaats bewaarde. Zie 1 Kon. 4:4; zijnde hierom genaamd de tweede priester; 2 Kon. 25:18.

1Ki 4.4 2Ki 25.18

26) der oversten van Levi

Van dezen waren er drie, uit elk geslacht van Levi een: namelijk, Eljasaf, uit het geslacht van Gerson, boven, Num. 3:24, en Elisafan uit het geslacht van Kohath, Num. 3:30, en Zuri‰l, uit het geslacht van Merari, Num. 3:35.

Nu 3.24,30,35

27) [zijn] opzicht

Namelijk, van Eleazar, die de overste der oversten van de Levieten was. Anders, dit is het ambt dergenen, die de wacht des heiligdoms waarnemen; houdende deze woorden een besluit te zijn van het verhaal des ambts der Kohathieten.

28) die de wacht des heiligdoms

Dat is, die in den godsdienst enig ambt of last hebben.

Isaiah 43:28

83) zal Ik

Of, mocht Ik wel; te weten als Ik met ulieden en met hen zou handelen naar verdiensten, en niet naar mijne goedertierenheid.

84) de oversten

Dat is, de priesters. Zie Jer. 35:4.

Jer 35.4

85) Jakob

Dat is, de Joden, of het volk van Isra‰l.

85) Isra‰l

Dat is, de Joden, of het volk van Isra‰l.

Jeremiah 20:1

1) Pashur,

Hebreeuws, Paschchur.

2) zoon

Dat is, nakomeling.

3) Immer,

Op wiens geslacht het zestiende lot in de afdeling der priesters gevallen was. Zie 1 Kron. 24:14.

1Ch 24.14

4) bestelde

Of, een bestelde [of overste] een voorganger, dat is, [gelijk sommigen verklaren] de tweede na den hoogpriester, gelijk Eleazar was bij zijns vaders A„rons leven, Num. 4:16, gesteld tot opzicht en regering in Gods huis.

Nu 4.16

Jeremiah 29:26

44) Jojada,

Sommigen menen dat hij verstaat den hogepriester Jojada, [van wiens voortreffelijke daden te zien is 2 Kon. 11, en 2 Kron. 23:], om, naar de wijze der valse profeten, hem te vleien. Anderen menen dat het een ander is geweest, die •f dood, •f naar Babel mede weggevoerd was, zulks dat Zefanja naar de orde in zijne plaats opgevolgd is.

45) opzieners zoudt zijn

Of, bevelhebbers.

46) onzinnig is,

Dit duidt hij op Jeremia. Vergelijk 2 Kon. 9:11.

2Ki 9.11

47) gevangenis

Van het Hebreeuwse woord zie boven Jer. 20:2.

Jer 20.2

48) stok.

Het Hebreeuwse woord tsinok wordt alleen hier gevonden, zodat het onzeker is wat voor een soort van gevangenis, •f ketens en boeien, •f ook doodstraf het eigenlijk betekent. Sommigen vergelijken het met kikkim, dat ook ketens en boeien betekent; anderen menen: het is samengevoegd van tsi, dat is een schip, en janak, dat is zuigen, en zetten het over zuigschip of zuigschuit, zijnde geweest bij de Perzen [ook misschien bij andere aangelegen volken] een zeer wrede doodstraf, wanneer een mens tussen twee op elkaar gepaste schuiten gelegd en als ingepakt werd, het hoofd, de handen en voeten alleenlijk buiten stekende, en alzo gelaten, onder anderen met honig en melk [die hij moest inzuigen] gevoed, steeds met het aangezicht naar de zon gekeerd, van buiten van de vliegen, en van binnen van het gewormte en vuiligheid geplaagd, zeer deerlijk ten laatste verging.

1 Corinthians 12:28

68) in de gemeente gesteld,

Namelijk om in dezelve enige diensten te bedienen. Van welke bedieningen hij nu verder handelt, tot verklaring van 1 Cor. 12:5.

1Co 12.5

69) ten eerste apostelen,

Van het woord apostelen, zie Luk. 6:13. Dezen wordt de eerste en voornaamste plaats toegeschreven onder de kerkedienaars des Nieuwen Testaments, omdat zij van Christus zelf zonder middel van mensen geroepen waren, Gal. 1:1, in het leren niet konden dwalen, door de gehele wereld gezonden werden om te prediken, en met bijzondere macht om wonderen te doen en de ongehoorzamen te straffen, voorzien waren.

Lu 6.13 Ga 1.1

70) ten tweede profeten,

Zie 1 Cor. 12:10, en Rom. 12:7; Ef. 4:11.

1Co 12.10 Ro 12.7 Eph 4.11

71) leraars, daarna

Dat is, die gewoonlijk geroepen zijn om de Schrift tot stichting der gemeente uit te leggen, en de leer derzelve tegen de valse leraars voor te staan en te verdedigen. Zie Ef. 4:11.

Eph 4.11

72) krachten, daarna

Dat is, die begaafd zijn met de gave om door wonderen de leer te bevestigen, en met macht om de hardnekkigen wonderbaarlijk te straffen.

73) gaven der gezondmakingen,

Die zulke gave hebben om door wonderen ongeneeslijke en alle andere ziekten te genezen. Zie 1 Cor. 12:9.

1Co 12.9

74) behulpsels,

Dat is, die de armen en kranken bezorgen en helpen.

75) regeringen,

Dat is, die gesteld zijn, om de gemeente in goed orde te houden en te bestieren, welke zijn de ouderlingen; Rom. 12:8; 1 Tim. 5:17.

Ro 12.8 1Ti 5.17

76) menigerlei talen.

Gr. soorten van tongen. Zie 1 Cor. 12:10.

1Co 12.10
Copyright information for DutKant