Genesis 43:27

38) vraagde hun

Hebr. vraagde hun naar den vrede; dat is, naar hun welvaren; of hoe het met hen ging; alzo Exod. 18:7; Richt. 18:15; 1 Sam. 25:5. Van het woord vrede, zie boven, Gen. 37:14.

Ex 18.7 Jud 18.15 1Sa 25.5 Ge 37.14

39) Is het wel

Hebr. heeft hij vrede? en zo vervolgens. Zie boven, Gen. 29:6.

Ge 29.6

2 Samuel 8:10

20) Joram

Hadoram genoemd, 1 Kron. 18:10.

1Ch 18.10

21) welstand,

Hebreeuws, naar vrede; dat is, om hem vriendelijk te begroeten. Zie Gen. 43:27.

Ge 43.27

22) zegenen,

Hem te begroeten en geluk te wensen vanwege de verkregen victorie, dat is [gelijk men zegt] te congratuleren.

23) voerde steeds krijg tegen Thoi;

Hebreeuws, was een man der krijgen van Tho‹; dat is, hij deed hem steeds den oorlog aan, was zijn vijand en tegenstrijder, die hem niet ongekweld liet. Zie Gen. 9:20, en vergelijk Richt. 12:2; onder 2 Sam. 18:20, en 2 Kron. 35:21; Ps. 41:10.

Ge 9.20 Jud 12.2 2Sa 18.20 2Ch 35.21 Ps 41.9

24) zijn hand

Dit is, Joram, de zoon van Tho‹, had deze geschenken bij zich, onder zijn handen, gelijk men zegt. Zie gelijke manier van spreken 1 Sam. 9:8; 2 Kon. 5:5, enz.

1Sa 9.8 2Ki 5.5
Copyright information for DutKant