Genesis 47:2

1) een deel

Hebr. het einde, of, van het uiterste; dat is, [zoals enigen verstaan] van de jongsten en van de oudsten. Anders, van de aanzienlijkste, of, die in aanzien uitstaken. Verg. Richt. 18:2; 1 Kon. 12:31; Jes. 56:11; Ezech. 33:2.

Jud 18.2 1Ki 12.31 Isa 56.11 Eze 33.2
Copyright information for DutKant