Genesis 47:6

5) voor uw

Zie boven, Gen. 13:9.

Ge 13.9

6) kloeke

Hebr. mannen van sterkte, of kloekheid. Het Hebreeuwse woord betekent in het algemeen kracht, of vermogen, en het wordt gebruikt van tijdelijke middelen, Ps. 49:7; Ezech. 28:5, van sterkte des lichaams, Ezra 4:23, van verstand, trouw, en standvastigheid in enige regering, Exod. 18:21,25, van kracht en ervarenheid ten oorlog, Deut. 3:18; Richt. 11:1, en 1 Sam. 18:17, idem, van vlijt en ervarenheid in de huishouding, Ruth 3:11; Spreuk. 31:10.

Ps 49.6 Eze 28.5 Ezr 4.23 Ex 18.21,25 De 3.18 Jud 11.1 1Sa 18.17 Ru 3.11 Pr 31.10

Ruth 3:11

17) stad mijns volks weet,

Hebreeuws, poort. Zie Gen. 22:17.

Ge 22.17

18) deugdelijke vrouw zijt.

Of, kloeke.

Copyright information for DutKant