Genesis 49:13-14

30) Zebulon zal

Dat is, hij zal zijn woning aan den zeekant hebben. Zie de vervulling hier van Joz. 19:10,11, enz.

Jos 19.10,11

31) ze‰n wonen,

Anders, meren.

32) Zidon.

Zie van deze stad boven, Gen. 10:19.

Ge 10.19
33) Issaschar is

Bij gelijkenis van een sterken doch luien en gemakkelijken ezel, voorzegt hij dat de nakomelingen van Issaschar wel sterk zouden zijn en groot van vermogen, door de goedheid van hun land, maar zo tot gemak en vrede genegen, dat zij niets bijzonders zouden uitrichten, ja zich door anderen overlasten; zie Richt. 5:13, en verg. Deut. 33:18.

Jud 5.13 De 33.18

34) een sterkgebeende

Hebr. een ezel des beens; dat is, een ezel, die groot en sterk van gebeente is.

Deuteronomy 33:18

55) uittocht,

Dat is, vanwege uw zeevaart en handel, waardoor gij rijkdom bekomen zult. Zie Gen. 49:13; Joz. 19:11; Matth. 4:15.

Ge 49.13 Jos 19.11 Mt 4.15

56) hutten.

Dat is, over uw veehandel, waartoe de hutten dienden. Zie Gen. 4:20, en vergelijk Gen. 49:14,15.

Ge 4.20 49.14,15
Copyright information for DutKant