Genesis 49:26

56) gaan teboven de

Niet alleen omdat zij mij opnieuw bevestigd, klaarder geopenbaard en nader vervuld zijn, maar ook gaan in het algemeen over al mijn kinderen, die dan ook in meerder getal zijn, dan de kinderen van mijn vader en grootvader waren, tot het verbond Gods behorende.

57) eeuwige heuvelen;

Dat is, die van den beginne geweest zijn. Verg. Deut. 33:15; Ezech. 36:2; Hab. 3:6, en voorts Ps. 72:5,7,17, en Ps. 89:37,38.

De 33.15 Eze 36.2 Hab 3.6 Ps 72.5,7,17 89.36,37

58) hoofd van

Dat is, zij zullen rijkelijk uitgestort worden over Jozef; om van hem over al zijn nakomelingen in gelijke mate af te vloeien.

59) afgezonderden

Te weten, tot zonderlinge macht en heerschappij, om een behouder zijns geslachts te zijn.

Numbers 6:2-4

1) Nazireers,

Het Hebreeuwse woord Nazir, geschreven met de letter zain, betekent een afgezonderde, te weten, van de wereld, om zich ganselijk tot de overdenking van goddelijke dingen en de waarneming van den heiligen godsdienst over te geven. De nazire‰rs waren een figuur, die in Christus niet letterlijk, maar geestelijk vervuld is. Zie ook van deze Richt. 13:5; Klaagl. 4:7; Amos 2:11. Zij zijn te onderscheiden van degenen, die met de letter Tsade geschreven worden, en genaamd Natsare‰n, van de stad Natsareth, alzo ook de Heere Christus een Nazarener genoemd wordt, Matth. 2:23, en de Christenen Nazare‰n, Hand. 24:5. De nazire‰rs nu waren twee‰rlei:

Jud 13.5 La 4.7 Am 2.11 Mt 2.23 Ac 24.5

I. Die God daartoe expresselijk verkoos, gelijk Simson, Richt. 13:5, en [zoals enigen houden] Johannes de Doper, Luk. 1:15.

Jud 13.5 Lu 1.15

II. Die door vrijwillige gelofte zodanige werden, van welken hier gesproken wordt.

2) drank zal hij niet drinken,

Zie Lev. 10:9.

Le 10.9

3) vochtigheid van druiven

Of, sap.

4) wijnstok des wijns gemaakt is,

Alzo Richt. 13:14; dat is, die wijndruiven draagt en wijn voortbrengt. Het tegendeel is een wijnstok, die dat niet doet; Hag. 2:20.

Jud 13.14 Hag 2.19

5) basten toe.

Of, pelletjes.

Judges 13:5

6) scheermes zal komen;

Zie Num. 6:5.

Nu 6.5

7) Nazireer Gods zijn,

Dat is, afgezonderde. Zie hiervan Num. 6:2.

Nu 6.2

8) [moeders] buik af;

Het woord moeder, wordt hier en in Richt. 13:7 ingevoegd uit Richt. 16:17.

Jud 13.7 16.17

9) beginnen Isra‰l te verlossen

Maar niet ganselijk verlossen, hetwelk naderhand geschied is, ten tijde van Samuel en David. Zie 1 Sam. 7:13,14; 2 Sam. 8:1, en 2 Sam. 21:15, enz., en 2 Sam. 23:12.

1Sa 7.13,14 2Sa 8.1 21.15 23.12

Judges 16:17

30) nazire‰r Gods

Zie boven, Richt. 13:5.

Jud 13.5

31) kracht van mij wijken,

Niet dat zijn kracht in het haar gelegen was, maar omdat het afscheren van zijn haar een verbreking was van de gelofte zijns nazire‰rschaps [Num. 6:5; boven, Richt. 13:5], waaraan hij verplicht was door het bevel Gods, die hem door zijn Geest met deze extra-ordinaire sterkte begaafde, zolang hij zijn nazire‰rschap onderhield, maar hem daarvan ontblootte toen hij aan de inbreuk daarvan schuldig werd.

Nu 6.5 Jud 13.5

1 Samuel 1:11

24) beloofde een gelofte,

Te weten, met kennis en believen van haar man; want anderszins was de belofte der vrouwen krachteloos, zie Num. 30:8.

Nu 30.8

25) zo Gij eenmaal de ellende Uwer dienstmaagd aanziet,

Hebreeuws, indien gij ziende ziet.

26)

Aldus noemt zij haar onvruchtbaarheid; zie Gen. 29:32.

Ge 29.32

27) een mannelijk zaad,

Hebreeuws, een zaad der mannen; dat is, een zoon.

28) geven al de dagen zijns levens,

Dat is, toe‰igenen tot uw dienst.

29) daar zal geen scheermes op zijn hoofd komen.

Dat is, hij zal een nazire‰r zijn; Num. 6:5.

Nu 6.5

Luke 1:15

19) groot zijn voor den Heere;

Dat is, voortreffelijk: ten aanzien van zijne gaven en ambt, waarmede Hij alle andere voorgaande profeten is teboven gegaan, Matth. 11:9,11.

Mt 11.9,11

20) wijn, noch sterken drank zal hij drinken,

Gelijk de Nazire‰rs zich daarvan moesten onthouden. Zie Num. 6:3; Richt. 13:4,7.

Nu 6.3 Jud 13.4,7
Copyright information for DutKant