‏ Genesis 49:9

18) Juda is een

Dit alles wordt hier gesproken bij gelijkenis, om uit te drukken de tijdelijke heerschappij en macht der nakomelingen van Juda; Richt. 1:2; 1 Sam. 17:51; 2 Sam. 8:12,13, en 1 Kon. 9:20, enz; en de eeuwige van den Messias, die uit Juda zou spruiten, Matth. 28:18; Luk. 1:32,43; Ef. 1:20,21.

Jud 1.2 1Sa 17.51 2Sa 8.12,13 1Ki 9.20 Mt 28.18 Lu 1.32,43 Eph 1.20,21

19) wie zal hem

Alsof hij zeide: zijn vijanden zullen hem zozeer vrezen, dat zij hem niet lichtelijk of zonder hun schade tergen zullen.

‏ Isaiah 27:13

55) een grote bazuin

Versta door deze grote bazuin, vooreerst, het edict en openbare toelating van den koning Cyrus, die den Joden heeft toegelaten wederom in hun vaderland te komen; 2 Kron. 36:22; Ezra 1:1; ten andere, geestelijkerwijze van den bazuin des Evangelies, door welke God zich een kerk samengeroepen en verzameld heeft uit alle volken en nati‰n der wereld.

2Ch 36.22 Ezr 1.1

56) die komen,

Zij zullen in hun vaderland, in het Joodse land, wederkomen.

57) die in het land

Dat is, de gevangenen der tien stammen van het koninkrijk van Isra‰l.

58) verloren zijn,

Dat is, die ginds en weˆr omdwalen.

59) in het land van Egypte,

Daarheen waren de overgeblevenen van den stam van Juda gevlucht; 2 Kon. 25:26.

2Ki 25.26

60) zij zullen

Zie de aantekening Gen. 24:27.

Ge 24.27

61) op den heiligen berg

Hebreeuws, op den berg der heiligheid; te weten in den nieuw-herbouwden tempel, en voortaan in uw heilige en Christelijke gemeente.

‏ Isaiah 31:4-5

13) een volle menigte

Of, een groot getal. Hebreeuws, de volheid der herders; dat is, al wat er voor herders omtrent zijn.

14) vanwege

Of, omdat hunner een groot getal is. Anders: vanwege het gewoel.

15) nederdalen,

Te weten uit den hemel.

16) om te strijden

Te weten tegen de Assyri‰rs.

17) voor den berg Sions

Dat is, voor Jeruzalem, of voor zijn volk. Zie de vervulling 2 Kon. 19:35. Anders: op den berg Zion.

2Ki 19.35

18) voor haar heuvel.

Of, op haren heuvel. Versta hier door dezen heuvel den berg Moria, op welken de tempel stond. Hij wordt genoemd een heuvel van Zion, omdat hij lager of kleiner is dan de berg Zion, waarop de stad Davids lag.

19) Gelijk

Anders: gelijk de vogelen [rondom hun nest] vliegen; te weten om dat te beschermen.

20) doorgaande

Of, voorbijgaande, of overspringende. In het Hebreeuws is hetzelfde woord waar pascha, of doortocht, van komt. Versta dan dit alzo: Hij zal de Assyri‰rs in korten tijd verdelgen, te weten in ‚‚n nacht, gelijk Hij eertijds de Egyptenaars gedaan heeft; Exod. 12:12, enz.

Ex 12.12

21) Hij haar

Of, zal hij hen; te weten de burgers van Jeruzalem.

‏ Joel 3:16

38) Sion brullen,

Uit zijne kerk zijn heilig Evangelie door de ganse wereld laten horen, met verkondiging van zijn verschrikkelijke oordelen over alle ongehoorzamen, hetwelk niet zal geschieden zonder beroerte van de ganse wereld. Verg. de manier van spreken met Jes. 31:4,5; Hos. 11;10, met de aantekening; idem Hagg. 2:6,7; Hebr. 12:26.

Isa 31.4,5 Hag 2.5,6 Heb 12.26

39) Toevlucht Zijns volks,

In al de voorzegde verschrikkelijke beroerten en oordelen Gods.

40) kinderen Isra‰ls zijn.

Dat is, zijner kerk.

‏ Amos 3:8

15) leeuw heeft gebruld,

De Heere heeft zijn toorn te kennen gegeven, en zijnen knechten gelast daarvan te profeteren. Zie Amos 1:2, en Hos. 11:10.

Am 1.2 Ho 11.10

‏ Colossians 2:15

55) de overheden

Dat is, den Satan met al zijn boze geesten, die grote macht over de mensen hebben, zolang zij van de heerschappij der zonde niet zijn verlost. Zie Ef. 6:12; 2 Tim. 2:26.

Eph 6.12 2Ti 2.26

56) uitgetogen hebbende,

Dat is, van hunne macht en wapenen ontbloot hebbende, welker wapenen waren de zonde en dood, welker macht was de wet; 1 Cor. 15:55,56; zie ook Luk. 11:22; ene gelijkenis, genomen van den overwonnen veldoverste met zijne krijgsknechten, die alzo van hunne wapenen ontbloot zijnde voor de ogen van een ieder tot een schouwspel plachten omgevoerd te worden, totdat zij in de gevangenis gebracht, en aldaar opgesloten of omgebracht werden.

1Co 15.55,56 Lu 11.22

57) in het openbaar

Of, vrijmoedig, met vrijmoedigheid.

58) tentoongesteld,

Of, te schande gemaakt, namelijk tot hunne verkleining en versmaadheid. Zie van dit woord Matth. 1:19.

Mt 1.19

59) door hetzelve

Of, in hetzelve; namelijk kruis. Want door Zijnen dood heeft Hij den Satan, die de macht des doods had, de macht benomen om ons te beschadigen of beschuldigen. En hoewel hij ons nog strijd aandoet, zo zijn wij evenwel verzekerd van de volle overwinning in Christus Jezus, Luk. 10:17; Rom. 16:20; Hebr. 2:14; Openb. 12:10. Anders, in zichzelven, of, door zichzelven.

Lu 10.17 Ro 16.20 Heb 2.14 Re 12.10

60) getriomfeerd.

Dit wordt verstaan van een geestelijken triomf, waardoor Christus, alle geestelijke macht des Satan benomen hebbende, een overwinnaar van hel, dood en verdoemenis is gebleven.

‏ Revelation of John 5:5

8) een van de ouderlingen

Namelijk die hem de naaste was.

9) de Leeuw, Die uit den

Zo wordt Christus genoemd uit de zegening van Juda in het testament van Jakob, Gen. 49:9, en dat vanwege zijn koninklijke en overwinnende kracht over den duivel, wereld, zonde en dood.

Ge 49.9

10) de Wortel Davids,

Gelijk ook hierna Openb. 22:16; en Christus wordt zo genoemd omdat Hij uit den zade Davids, als een wortel die uitspruit, voortgekomen is, en onder dezen naam ook beloofd wordt; Jes. 53:2.

Re 22.16 Isa 53.2
Copyright information for DutKant