Genesis 6:11

27) de aarde was verdorven

Versta de mensen, die op de aarde woonden. Zie onder Gen. 41:57; 2 Sam. 15:23; 1 Kon. 10:24; Ezech. 14:13.

Ge 41.57 2Sa 15.23 1Ki 10.24 Eze 14.13

28) voor Gods aangezicht;

Dat is, openlijk, stoutelijk, vermetelijk zondigende niet alleen zonder schaamte voor de mensen, maar ook zonder vrees voor God. Zie onder Gen. 10:9.

Ge 10.9

Genesis 10:9

33) jager

Hebr. geweldig in jacht, namelijk, niet alleen der beesten, maar ook der mensen, met wie hij handelde gelijk de jagers met het wild, dat zij doden of bedwingen naar hun lust. Zie deze manier van spreken Jer. 16:16; Klaagl. 3:52.

Jer 16.16 La 3.52

34) voor het

Dat is, openlijk en stoutelijk, zonder vrees voor God en schaamte voor de mensen; verg. hoofdstuk Gen. 6:11.

Ge 6.11

Genesis 21:11

11) was zeer

Dat is, misviel hem zeer, om de liefde, die bij zijn zoon Ismael toedroeg, en om de belofte, die hij van God voor hem gekregen had; boven Gen. 17:18,20. Kwaad, wordt gezegd, in iemands ogen te zijn, wat hem mishaagt en onaangenaam is; alzo in het volgende vs. Gen. 21:12 en onder Gen. 28:8; Exod. 21:8; Num. 11:10.

Ge 17.18,20 21.12 28.8 Ex 21.8 Nu 11.10
Copyright information for DutKant