Genesis 6:12

29) als het vlees

Dat is, alle mensen; alzo moet men het woord vlees ook nemen, Jes. 40:6; Ps. 78:39, en elders.

Isa 40.6 Ps 78.39

30) zijn weg

Dat is, zijn voornemen, zeden, leven en wandel. Alzo Job 23:10; Ps. 1:1; Spreuk. 12:25, enz.

Job 23.10 Ps 1.1 Pr 12.25

Zephaniah 3:7

22) Ik zeide:

Dat is, Ik dacht bij mijzelven.

23) Immers zult

Te weten, aanmerkende de traffen, die den heidenen zijn overkomen. Anderen: vreest mij nochtans, neem de tucht aan, enz.

24) gij Mij vrezen,

O Jeruzalem, zult mij vrezen, u aan de heidenen spiegelende.

25) haar woning

Dat is, de stad Jeruzalem. Anderen verstaan hierdoor de woning de inwoners der stad Jeruzalem; of hare woning, voor hare woningen.

26) al wat Ik haar bezocht hebbe,

Of, [door] alles waarmede Ik hen bezocht heb; door hen, verstaan enigen de heidenen, andere de Joden.

27) waarlijk,

Of, nochtans hebben zij zich gehaast; enz.; dat is, zij hebben zichzelven moedwillig vroeg in het verderf gebracht; of, van des morgens vroeg hebben zij al hunne werken bedorven. of, nochtans hebben zij al hunne werken bedorven. Zie van dusdanige samenvoeging van twee woorden, Ps. 45:5.

Ps 45.4
Copyright information for DutKant