Genesis 6:6
16) berouwde het den HEERE, Aldus wordt menselijker wijze in de Heilige Schrift van God gesproken, omdat Hij zijn werk of daden verandert, hoewel Hij in zichzelven onveranderlijk blijft; zie het volgende vs. en Num. 23:19; 1 Sam. 15:11,29; 2 Sam. 24:16; Mal. 3:6; Jak. 1:17; Hand. 15:18. Nu 23.19 1Sa 15.11,29 2Sa 24.16 Mal 3.6 Jas 1.17 Ac 15.18 17) en het smartte Hem aan zijn hart. Dit is ook menselijker wijze van God gesproken, om ons te tonen dat God een groot mishagen aan den mens, uit oorzaak zijner boosheid, had. Verg. Jes. 63:10; zo wordt ook aan God droefheid toegeschreven, Ef. 4:30. Isa 63.10 Eph 4.301 Samuel 15:29
40) Overwinning van Isral is, Dat is, God de Heere, die voor Isral strijdt en zijn vijanden overwint. Anders, de eeuwigheid Israls; dat is, de eeuwige overanderlijke God. Anders, de sterkte Israls. 41) berouwt Hem niet; Zie de aantekeningen Gen. 6:6. Ge 6.61 Samuel 15:35
48) zag Saul niet meer Anders, en bezocht Saul niet meer; te weten, om hem te onderrichten aangaande de regering des koninkrijks, of om God voor hem te vragen. Anderszins heeft Samuel Saul onverhoeds gezien te Najoth in Rama, onder, 1 Sam. 19:24. Zien voor bezoeken staat ook 2 Kon. 8:29, en elders meer. 1Sa 19.24 2Ki 8.29 49) tot den dag zijns doods toe; Denzelven daarmede ingerekend. Hij wil zeggen dat hij hem nooit weder bezocht heeft. 50) evenwel droeg Samuel leed om Saul; Samuel heeft zijn levenlang over Saul geen leed gedragen, maar zolang, totdat het hem van God verboden was, en het hem van den Heere bevolen was David tot koning over Isral te zalven, gelijk te zien is onder, 1 Sam. 16:1. 1Sa 16.1
Copyright information for
DutKant