Genesis 7:6
10) zes honderd jaren Hebr. een zoon van zes honderd jaar; alzo boven Gen. 5:32, enz. Ge 5.32 Genesis 11:10
22) was honderd jaren Hebr. een zoon van honderd jaar. Dat is, Sem was honderd jaren oud. Zie Gen. 7:6. Ge 7.6 Genesis 17:17
31) viel Abraham Zie boven vs. 3. Ge 17.3 32) lachte; Te weten, niet uit twijfeling, gelijk Sara, onder Gen. 18:12, maar uit verwondering en blijdschap, sterk in het geloof zijnde, en ten volle vertrouwende, dat God, hetgeen Hij beloofd had, kon en zou volbrengen. Zie Rom. 4:19,20,21. Ge 18.12 Ro 4.19,20,21 33) die honderd Hebr. een zoon van honderd jaar. 34) die negentig Hebr. een dochter van negentig jaar.
Copyright information for
DutKant