Genesis 8:21

28) rook dien

Menselijker wijze of bij gelijkenis van God gesproken. Want gelijk een lieflijke reuk den mens zeer vermaakt, alzo had God een welgevallen aan het geloof en de dankbaarheid van Noach.

29) lieflijken reuk,

Hebr. den reuk der rust, of, rustmakende, te weten, den mens met God verzoenende, en in rust of vrede stellende, niet door de eigen kracht van het offer, maar door de betekenende offerande onzes Heeren Jezus Christus, waardoor alleen een eeuwige verzoening verworven is, Hebr. 9:12,13.

Heb 9.12,13

30) in zijn

Of, tot, dat is, bij zichzelven; menselijk van God gesproken, om ons te verklaren dat Hij zijn raad, dien Hij bij zichzelven heeft, daarna aan zijn knechten naar zijn welgevallen openbaart.

31) den aardbodem niet meer vervloeken

Dat is, Ik zal den aardbodem niet meer aldus door een algemenen zondvloed verderven. Hebr. Ik zal niet toedoen te vervloeken, gelijk in het einde van dit vs. Zie boven op vs. 10.

Ge 8.10

32) want het

Anders, alhoewel.

33) slaan,

Dat is, door een algemenen zondvloed ombrengen. Het woord slaan is onder andere betekenissen dikwijls genomen voor doden, of anders het leven enigszins beschadigen, door welk middel het een en het ander ook zou kunnen geschieden. Zie Exod. 21:18; Num. 14:12, 35:16; Deut. 28:22,27; 1 Sam. 17:50, 1 Sam. 26:8; 2 Sam. 3:27; 1 Kon. 22:34; Amos 4:9, enz.

Ex 21.18 Nu 14.12 35.16 De 28.22,27 1Sa 17.50 26.8 2Sa 3.27 1Ki 22.34 Am 4.9

Jeremiah 7:4

5) valse woorden,

Hebreeuws, woorden, of dingen van de leugen, of der valsheid; dat is, waarmede gij tekortkomen en uzelven bedriegen zult; alzo onder Jer. 7:8.

Jer 7.8

6) deze!

Als met den vinger wijzende op de delen van het gebouw des tempels, waarin het voorhof, heilig en allerheiligste waren, alle heilige plaatsen en woningen des Heeren genoemd. Dit was de ijdele troost der valse profeten, waarmede zij het volk in hunne boosheid stijfden tegen de dreigementen Gods en zijner profeten; te weten dat het geen nood had, omdat zij den tempel en tempeldienst onder zich hadden, waardoor zij genoeg meenden bewaard te zijn, hoewel zij ondertussen goddelooslijk leefden, en daarmede alles ontheiligden, gelijk in het volgende verklaard wordt. Anders: deze dingen [onze godsdiensten] [behoren tot] den tempel; de zin op een uitkomende.

Copyright information for DutKant