Genesis 8:3

4) heen en weder

Hebr. gaande en wederkerende, dat is, al meer en meer wederkerende, afnemende, alzo in het volgende vs. 5; verg. onder Gen. 26:13, en zie Jona 1:11.

Ge 8.5 26.13 Jon 1.11

5) ten einde

Te rekenen van het begin van den zondvloed, zie hoofdstuk Gen. 7:11; in welken gansen tijd de wateren op den aardbodem toegenomen zijn. Zie ook Gen. 7:24.

Ge 7.11,24

Genesis 8:5

7) toppen

Hebr. hoofden, gelijk Deut. 3:27; Joz. 15:8; Richt. 9:7.

De 3.27 Jos 15.8 Jud 9.7

Genesis 26:13

22) groot,

Dat is, rijk en machtig, gelijk boven, Gen. 24:35.

Ge 24.35

23) ja hij

Hebr. en hij ging gaande en groot wordende; zie zulke manier van spreken boven, Gen. 8:3; 2 Sam. 3:1; Jona 1:11, in de aantekening.

Ge 8.3 2Sa 3.1 Jon 1.11

Judges 4:24

36) ging steeds voort,

Hebreeuws, ging gaande; dat is, hunlieder macht nam steeds toe, zodat zij Jabin overweldigden.

1 Samuel 14:19

35) zeer toenam en vermenigvuldigde;

Hebreeuws, gaande ging, en vermenigvuldigde.

36) Haal uw hand in.

Dat is, laat verblijven hetgeen ik u straks bevolen had aangaande de ark. Saul heeft zolang niet willen wachten totdat hij antwoord van God ontvangen had.

2 Samuel 3:1

1) lange krijg

Deze krijg schijnt geduurd te hebben vijf jaren. Want ten tijde van den eersten strijd [waarvan 2 Sam. 2:12, enz.], hadden David en Isboseth twee jaren beiden geregeerd, gelijk afgenomen wordt uit 2 Sam. 2:10 en vergelijking van 2 Sam. 2:4,9 aldaar; waaruit te zien is dat zij beiden op ‚‚n tijd begonnen hebben te regeren. David nu heeft te Hebron geregeerd zeven jaren en zes maanden, 2 Sam. 2:11, totdat, Isboseth omgebracht zijnde [onder, 2 Sam. 4:6,7], David over gans Isra‰l tot koning werd gezalfd, 2 Sam. 5:3. Zodat deze oorlog de vijf overige jaren en enige maanden schijnt geduurd te hebben.

2Sa 2.12,10,4,9,11 4.6,7 5.3

2) ging en werd sterker;

Hebreeuws, was gaande en sterk wordende; dat is, werd al sterker en sterker.

3) die van het huis van Sauls werden zwakker.

Hebreeuws, het huis Sauls waren gaande en zwak, of, dun, uitgeput wordende; dat is, die van Sauls huis werden al kleiner en kleiner, of machtelozer. Zie Gen. 26:13; Jona 1:11.

Ge 26.13 Jon 1.11

Jonah 1:13

39) roeiden, om [het schip] weder te brengen

Hebr. eigenlijk groeven; te weten in de zee, dat is, roeiden, vermits de gelijkheid die er is tussen graven en roeien. Deze lieden zochten Jona te verschonen zoveel mogelijk was.

40) het droge

Dat is, land, gelijk boven Jona 1:9.

Jon 1.9

41) werd hoe langer hoe onstuimiger tegen hen

Zie Jona 1:11.

Jon 1.11
Copyright information for DutKant