Genesis 9:20

26) begon

Of, ee akkerman zijnde, begon te planten.

27) akkerman

Of, landman. Hebr. Een man van de aarde, of van het aardrijk, dat is, een akkerman of landbouwer, gelijk onder Gen. 25:27, een man van het veld, dat is, die in het veld zich meer ophoudt dan tehuis. 1 Sam. 16:18, een man des oorlogs, dat is, een oorlogsman. Spreuk. 6:11, een man van het schild, dat is, die schild en wapen in den oorlog gebruikt, enz.

Ge 25.27 1Sa 16.18 Pr 6.11

Genesis 46:34

46) een gruwel.

Zie boven, Gen. 43:32. Deze verachtelijke staat heeft den Israelieten onder Gods regering drie‰rlei voordeel aangebracht: I. dat zij goed, vet weiland voor hun beesten gekregen hebben; II. dat zij daarin bijeen waren, en tezamen in vrede mochten wonen; III. dat zij, van de afgodische Egyptenaars afgezonderd zijnde, den reinen godsdienst te vrijer konden uitoefenen.

Ge 43.32

1 Kings 9:27

47) scheepslieden,

Hebreeuws, mannen der schepen; dat is, die zich met de scheepvaart bezighouden.

Copyright information for DutKant