Hebrews 9:1

1) het eerste [verbond]

Vele Griekse boeken hebben den eerste tabernakel; maar uit Hebr. 8:13, alsook uit Hebr. 9:2 blijkt, dat hier beter gelezen wordt: het eerste verbond.

Heb 8.13 9.2

2) rechten van de [gods]dienst,

Of rechtvaardigmakingen, of instellingen; dat is, wijzen van doen, waarnaar de godsdienst moest gericht zijn, waarin de ceremoni‰ele rechtvaardigmaking bestond.

3) het wereldlijk

Of, dat wereldlijk heiligdom; dat is, dat aards is en van vergankelijke stof gemaakt, gelijk alle dingen in de wereld zijn: waarvan zie Exod. 25,26,36,37. En wordt hier gesteld tegenover de hemelse en onvergankelijke, dat hierdoor betekend wordt: gelijk de apostel hierna zal verklaren.

4) heiligdom.

Zo wordt genoemd het gebouw, dat in het Oude Testament door Gods ordinantie tot den godsdienst was geheiligd, in welks plaats daarna de tempel Salomo's is gekomen. Doch Paulus beschrijft hier niet den tempel, maar den tabernakel, omdat die eerst door Mozes, naar het voorbeeld hem van God op den berg getoond, was gebouwd, en dat Salomo daarna den tempel naar dezen tabernakel heeft gemaakt, zo nochtans dat hij enige andere dingen daarbij heeft gevoegd.

Hebrews 9:9-12

24) een afbeelding

Grieks parabole; dat is, ene gelijkenis die wat anders beduidt.

25) dengene, die de dienst pleegde,

Grieks den dienenden; dat is, die den dienst was doende.

26) niet konden heiligen naar het geweten;

Of niet konden volmaken, namelijk in zichzelf aangemerkt, of door hun kracht; anderszins konden zij, in hun recht gebruik, dienen om de gelovige vaderen op Christus te wijzen, door wiens offerande de conscienti‰n zouden gereinigd worden, gelijk hierna Hebr. 9:14 wordt verklaard.

Heb 9.14
27) wassingen

Grieks dopingen.

28) rechtvaardigmakingen

Dat is, uiterlijke inzettingen, die den mens naar den uitwendigen, of lichamelijken stand, alleen rechtvaardigden of heiligden. Zie Hebr. 9:13.

Heb 9.13

29) verbetering

Grieks rechting; dat is, waarop het te recht zal worden gebracht, namelijk tot op de tijden van het Nieuwe Testament, waar Jeremia van gesproken had, waarin de betekende zaak zou vervuld worden, deze ceremoni‰n geweerd, en andere kortere godsdiensten ingesteld, waardoor de Heilige Geest krachtiger zou werken, 2 Cor. 3.

30) opgelegd.

Namelijk als een juk, hetwelk de vaders zelf niet hebben kunnen dragen, en door Christus is afgenomen; Hand. 15:10,11.

Ac 15.10,11
31) der toekomende goederen,

Dat is, al de geestelijke weldaden, die door de offerande van Christus aan het kruis, en door zijn ingang in den hemel verworven zijn; gelijk daar zijn: vergeving der zonden, wedergeboorte, den geest der aanneming tot kinderen, en de eeuwige zaligheid, die in het Oude Testament afgebeeld zijnde, in het Nieuwe door Christus zijn verworven.

32) gekomen zijnde,

Namelijk in het vlees, of in de wereld.

33) den meerderen

Hierdoor wordt verstaan de menselijke natuur van Christus, waarin de volheid der Godheid als in een tabernakel of tempel woont, Joh. 1:14, en Joh. 2:19; gelijk Hebr. 8:2 ook is aangewezen. Er wordt van Christus gezegd door dezen tabernakel zijns vleses ingegaan te zijn in den hemel, omdat door de geestelijke kracht en waardigheid zijner offerande voor ons volbracht, hem de toegang tot den hemel is geopend, en hem een naam is gegeven boven alle namen, Filipp. 2:8,9; met welke verklaring overeenkomt hetgeen hij hierna zegt Hebr. 10:20, van den nieuwen weg, die ons geopend is, om in te gaan in het heilige, door dit voorhangsel, dat is, het vlees van Christus. Want Christus is ons voorgegaan om ons plaats te bereiden, Joh. 14:2. Hij wil dan zeggen: gelijk Christus door zichzelf en door zijn eigen bloed ingegaan is in het heiligdom, dat wij ook door denzelfden weg daarin moeten komen.

Joh 1.14 2.19 Heb 8.2 Php 2.8,9 Heb 10.20 Joh 14.2

34) van dit maaksel,

Grieks van deze schepping, of van dit schepsel.

35) der bokken en kalveren,

Want beide deze soorten van dieren werden geslacht als de hogepriester in het heilige der heiligen zou ingaan, Lev. 16:11,15, met welker beider bloed hij ook in het heilige der heiligen inging, Hebr. 9:18.

Le 16.11,15 Heb 9.18

36) een eeuwige

Dat is, altijddurend en van eeuwige kracht, gelijk Hebr. 10:14.

Heb 10.14

37) verlossing teweeggebracht

Grieks rantsoening; dat is, verlossing, die door rantsoen geschiedt, gevonden hebbende.

Hebrews 9:23

61) Zo was het dan noodzaak,

Namelijk volgens Gods onveranderlijk bevel en ordinantie. Zie hierna Hebr. 10:9,10.

Heb 10.9,10

62) de voorbeeldingen der dingen,

Of afbeeldingen, figuren.

63) gereinigd werden,

Dat is, van het algemeen gebruik afgezonderd en bekwaam gemaakt om godsdienstige gemeenschap daaraan te hebben.

64) maar de hemelse dingen zelve

Dat is, de ingang tot den hemel zelf en de geestelijke gaven, welke ons, om daarin te komen, nodig zijn, en die door deze uitwendige reinigmakingen zijn betekend. Zie Ef. 1:3; Col. 3:1,2.

Eph 1.3 Col 3.1,2

65) door betere offeranden dan deze.

Dat is, door de offerande van Christus, die beter en van meerder waarde is. En die wordt hier in het meervoud gezet, hoewel die maar ‚‚n is, en ‚‚nmaal geofferd, omdat zij de kracht van al de figuurlijke offeranden en zaken, daardoor betekend in zich bevat.

Hebrews 12:18

49) Want gij zijt niet gekomen

Dit hangt aan de voorgaande vermaning tot vrede, heiligmaking, enz., omdat de Isra‰lieten, als zij de wet zouden horen, Exod. 20, drie dagen tevoren zich moesten heiligen, hun klederen wassen en zich onthouden van hun vrouwen. Zie Exod. 19:10, enz. Hebben zij dan dit moeten doen, als zij God de wet hoorden uitspreken, hoeveel te meer moet gij u reinigen naar den Geest, nu gij komt tot de vergadering van het Nieuwe Testament, om Christus' stem te horen.

Ex 19.10

50) den tastelijke berg,

Dat is, den zienlijken berg, namelijk Sina‹, of Horeb; waarvan zie Exod. 19:17, enz.; Deut. 5:2.

Ex 19.17 De 5.2

Hebrews 12:22

55) den berg Sion,

Dat is, tot de algemene kerk en de ware gemeente van Jezus Christus, waarvan de berg Sion een voorbeeld was. Zie Ps. 2:6; Jes. 2:3, en Jes. 49:14, enz., die terstond ook de stad Gods en het hemels Jeruzalem genoemd wordt, omdat zij van God uit den hemel wordt opgericht, bijzonder geregeerd en verheerlijkt. Zie Openb. 3:12, en Openb. 21:2,10. Zie ook Zach. 2:4, enz.

Ps 2.6 Isa 2.3 49.14 Re 3.12 21.2,10 Zec 2.4

56) de vele duizenden der engelen;

Namelijk die ook dienaars van Christus zijn, en mede-dienstknechten der gelovigen, gelijk de engel spreekt Openb. 19:10, en Openb. 22:9.

Re 19.10 22.9

Hebrews 12:28

77) een onbewegelijk Koninkrijk ontvangen,

Namelijk hetwelk hier in ons begint, en hier namaals volkomen zal worden.

78) de genade [vast]houden,

Namelijk die wij reeds ontvangen hebben.

79) welbehagelijk Gode mogen dienen,

Dat is, niet door ceremoni‰ele en uitwendige dingen, maar in geestelijke, die God altijd in Christus behagen. Zie Rom. 12:1, en Rom. 14:17,18; Hebr. 13:21, enz.

Ro 12.1 14.17,18 Heb 13.21

80) eerbied en godvruchtigheid.

Of schaamte en vrees.

Copyright information for DutKant