Hosea 1:5

16) boog verbreken zal,

Dat is, de macht der schutterij, of de krijgsmacht; vergelijk Ps. 78:9; dienvolgens zal Isra‰l den vijand ten roof moeten worden. Zie 2 Sam. 1:18; Jer. 49:35 met de aantekening.

Ps 78.9 2Sa 1.18 Jer 49.35

17) dal van Jizreel.

Zie van dit dal Richt. 6:33. Het schijnt dat Isra‰l hier een grote nederlaag gehad heeft, ten tijde als Salmanassar tegen hen optoog. Zie 2 Kon. 17:4, enz. Anders: om het dal Jizre‰ls; dat is, om de moorderij aldaar bedreven.

Jud 6.33 2Ki 17.4

Hosea 2:22

50) zaaien,

Zie Ps. 22:31, enz.; Jer. 31:27; Matth. 13:3; 1 Petr. 1:23.

Ps 22.30 Jer 31.27 Mt 13.3 1Pe 1.23

51) Lo-ruchama;

Dat is, niet ontfermde; gelijk boven Hos. 1:6.

Ho 1.6

52) Lo-ammi:

Dat is, niet mijn volk, gelijk boven Hos. 1:9.

Ho 1.9

53) Gij zijt Mijn volk;

Hebreeuws, Ammi-atta; dat is, gij zijt mijn volk.

54) dat zal zeggen:

Te weten volk.

55) O, mijn God!

Of, [Gij zijt] mijn God; vergelijk Zach. 13:9.

Zec 13.9
Copyright information for DutKant