Hosea 1:7

21) Juda zal Ik Mij ontfermen,

Dat is, mijne kerk, of mijn volk, hier bijzonderlijk afgebeeld door Juda, als hebbende den rechten godsdienst, en niet door Isra‰l, die den waren godsdienst verlaten hadden; waarom in het volgende ook van het huis van Juda gezegd wordt, den Heere hunnen God. Vergelijk onder Hos. 1:9, en Hos. 12:1; anderszins worden Juda en Isra‰l [tezamen afbeeldende de algemene kerk uit Joden en heidenen] samengevoegd. Zie onder Hos. 1:11, enz.; idem Hos. 3:5.

Ho 1.9 11.12 1.11 3.5

22) HEERE, hun God,

Dat is, door mijn eeuwigen eniggeboren Zoon Jezus Christus, dien Ik tot een Heiland, Behouder, Zaligmaker, Hoofd en Koning van zijn volk verordineerd heb; vergelijk Gen. 19:24; Jes. 10:27, en Jer. 23:4,5, enz. Anders: door den HEERE hunnen God; dat is, door mijzelven, Ik zal het zelf doen, te weten hen lichamelijk verlossen uit Babel, en geestelijk door den Messias, uit de gevangenis des duivels, enz.

Ge 19.24 Isa 10.27 Jer 23.4,5

23) boog, noch door zwaard,

Gelijk de verlossing van Juda uit de Babylonische gevangenschap door mijn zonderlinge genade en regering beschikt en bestuurd zal worden, en niet door menselijk geweld, alzo zal de verlossing door Christus een gans hemels en geestelijk heil zijn, waarvoor zij niemand dan mij zullen hebben te danken. Vergelijk Micha 5:9, met de aantekening. Sommigen duiden het ook op de wonderlijke regering van God, door welke Hij Juda heeft verlost van de twee koningen, Pekah, koning van Isra‰l, en Rezin, koning van Syri‰. Zie Jes. 7:1,enz.; 2 Kon. 15:29,30, en 2 Kon. 16:9.

Mic 5.10 Isa 7.1 2Ki 15.29,30 16.9
Copyright information for DutKant