Hosea 10:5

17) inwoners van Samaria

Hebreeuws, de inwoners zullen verschrikt worden over, of vrezen voor, enz.; dat is, elkeen der Samaritaanse inwoners zal verbaasd en ontzet zijn.

18) kalf

Versta, het gouden kalf van Bethel. Hebreeuws, kalven, of vaarskalven; dat is, dat grote kalf, gelijk behemoth; beesten, dat is, een groot beest gelijk een olifant, enz., want in het volgende wordt van dit kalf gesproken in het enkelvoud, en hetwelk op het kostelijkste moet gemaakt en versierd zijn geweest, omdat zij er zozeer over verschrikt en bedroefd zijn geweest, en dat het tot een geschenk voor den koning van Assyri‰ is weggevoerd. Anders zou dit kalf door verachting vaarskalven kunnen genoemd zijn of, omdat zij er meer dan een mogen gemaakt hebben, het ene van tijd tot tijd kostelijker en schoner dan het andere, uit Hos. 10:1.

Ho 10.1

19) Beth-aven;

Dat is, Bethel, gelijk onder Hos. 10:15. Zie boven Hos. 4:15.

Ho 10.15 4.15

20) zijn volk

Het volk van het kalf, dat is, dat het kalf als een god eerde en aanhing. Vergelijk Jer. 48:7, en Jer. 49:3.

Jer 48.7 49.3

21) zal over hetzelve treuren,

Hebreeuws, heeft getreurd, of treurt; dat is zal treuren, uit het voorgaande en volgende.

22) Chemarim

Versta, des kalfs afgodische papen of priesters; van deze chemarim, zie 2 Kon. 23:5.

2Ki 23.5

23) omdat zij van hetzelve is weggevaren.

Omdat zijne [des kalfs] heerlijkheid van hem weggevaren is; of, zij treuren over zijne [des kalfs] heerlijkheid, omdat het [kalf] is weggevaren in gevangenschap, gelijk volgt. Vergelijk Jer. 48:7.

Jer 48.7

Zephaniah 1:4

8) En Ik zal Mijn hand

Anders: dat is, in welke betekenis de letter Vau dikwijls genomen wordt.

9) uitstrekken tegen Juda,

Te weten, om te slaan.

10) uit deze plaats uitroeien

Te weten, uit Juda en Jeruzalem.

11) het overblijfsel van Baal,

Dat is, het gereedschap, dienende tot den afgodischen dienst van Ba„l, welken de vrome koning Josia niet ten enenmale heeft kunnen uitroeien. Doch anderen verstaan dit van het overblijfsel der afgoderij, die na het wegvoeren van de tien stammen naar Assyri‰, onder het volk van God, zelfs in Juda, nog overgebleven was.

12) der Chemarim

Zie de aantekening bij 2 Kon. 23:5, wat door de chemarin te verstaan is.

2Ki 23.5

13) met de priesters;

Versta hier, die priesters, die zich met afgoderij bezoedeld en ontheiligd hadden in den algemenen afval. Zie 2 Kon. 23:9, en Zef. 3:4.

2Ki 23.9 Zep 3.4
Copyright information for DutKant