Hosea 12:9

37) Evenwel ben ik rijk geworden,

Alsof zij zeiden: De profeten mogen zeggen wat zij willen, wij varen nochtans wel; daarom moet ons doen Gode zo niet mishagen als zij ons willen wijsmaken. Dit was ene soort van die onbeschaamde huichelarij, waarmede zij God en zijne profeten omsingelden [boven Hos. 12:1] en tergden, misbruikende alzo schandelijk de grote lankmoedigheid des Heeren. Vergelijk Amos 6:13.

Ho 11.12 Am 6.13

38) verkregen;

Hebreeuws, gevonden, gelijk Gen. 26:12; Ezra 7:16; Spreuk. 8:9, enz.

Ge 26.12 Ezr 7.16 Pr 8.9

39) arbeid

Waarmede ik mij bemoeid heb om rijk te worden, of in mijn rijkdom, dien ik met mijn arbeid verkregen heb. Anders: al mijn arbeid is mij niet genoeg, [gelijk het Hebreeuwse woord vinden, gevonden worden, somtijds gebruikt wordt; zie Num. 11:22], wij begeren nog al meer te hebben, wij moeten zo nog al voortgaan, [hij heeft] ongerechtigheid [dat is, straf van ongerechtigheid zal dien overkomen] die zonde [heeft], wij worden niet gestraft [zouden wij willen zeggen] daarom is bij ons gene zonde.

Nu 11.22

40) zonde zij.

Alsof zij zeiden: Het blijkt uit onzen voorspoed, dat wij zo grotelijks niet zondigen in onze middelen, die wij gebruiken om rijk te worden, wat mogen dan deze onrustige mensen [de profeten] dus roepen en tieren over onzen handel?

Copyright information for DutKant