Hosea 13:10

31) Waar is uw

Zie van het Hebreeuwse woord, Hos. 13:14.

Ho 13.14

32) koning

Op wien gij u verlaten hebt, menende dat hij u genoeg behouden zou. Alzo bespot de Heere hun ijdel vertrouwen, sprekende van het toekomende alsof het tegenwoordig ware. Vergelijk boven Hos. 10:3.

Ho 10.3

33) nu?

Aldus wordt het Hebreeuwse woord Epho ook gebruikt voor nu, of dan, tot aanvulling van ene rede, Job 9:24, en Job 17:15, en Job 19:6; Jes. 19:12, en Jes. 22:1. Anders: Ik zal, of zou uw koning zijn, waar is [een ander?] dat hij u, enz., of die u behoude, enz., of Ik zal er zijn, [maar] waar is uw koning, enz. Alsof God zeide: Ik ben en blijf eeuwiglijk dezelfde, [zie Exod. 3:14], waarom gij bij mij uwe hulp en heil behoordet gezocht te hebben; maar gij hebt vertrouwd op uwen koning, die nu nergens voorhanden is. Vergelijk boven Hos. 10:15.

Job 9.24 17.15 19.6 Isa 19.12 22.1 Ex 3.14 Ho 10.15

34) richters,

Dat is, regenten, die den koning zouden bijstaan om u te beschermen.

35) zeidet:

Ten tijde van den profeet Samu‰l. Zie 1 Sam. 8:5; ten ware dat die van Efra‹m dergelijke woorden, volgens hunne trotsheid, mochten hebben gebruikt ten tijde van Rehabeam, als zij zich van Juda afscheurden en een eigen koning over de tien stammen maakten, hetwelk God door zijn verborgen raad alzo geschikt heeft, en verklaard dat Hij het gedaan heeft [1 Kon. 11:31,35], hoewel de schuld van het volk daarom niet te minder is geweest.

1Sa 8.5 1Ki 11.31,35
Copyright information for DutKant