Hosea 14:7
27) uitspreiden, Hebr. gaan. 28) zijn heerlijkheid Verg. Jes. 60:13; Jer. 11:16; Ezech. 31:3,7,8,9. Isa 60.13 Jer 11.16 Eze 31.3,7,8,9Matthew 13:8
Matthew 13:23
23) goede aarde bezaaid is, Dat is, die het in een goed en fijn hart ontvangen, Luk. 8:15, hetwelk een mens van zichzelven niet heeft maar door de kracht van de Geest Gods ontvangt; Hand. 16:14. Lu 8.15 Ac 16.14 24) vrucht draagt en voortbrengt, Namelijk het ware geloof en oprechte liefde; Matth. 21:43. Mt 21.43Acts 2:41
86) gaarne aannamen, Of, met behagen, gewilliglijk; daartoe door de genade Gods gewillig gemaakt zijnde. 87) zielen. Dat is, personen; Gen. 46:27. Ge 46.27Acts 4:4
5) het woord Dat is, de predikatie van Petrus van Christus; Hand. 3:12. Ac 3.12 6) geloofden; Namelijk dat Jezus de Nazarener de ware Messias en hun Zaligmaker was. 7) vijf duizend. Namelijk of daarin gerekend de drie duizend, Hand. 2:41, of boven dezelve nog vijf duizend. Ac 2.41
Copyright information for
DutKant