Hosea 2:5

14) maken,

Hebreeuws alsof men zeide: muren toemuren.

15) paden niet zal vinden.

Dat is, Ik zal hen van alle kanten zo benauwen, dat zij dit hoereren wel zullen afleren, of moeten laten aanstaan. Vergelijk Job 3:23, en Job 19:8; Klaagl. 3:7,9; idem Ezech. 16:41, en Ezech. 23:22,23,24.

Job 3.23 19.8 La 3.7,9 Eze 16.41 23.22,23,24

Hosea 2:8-9

21) Mijn koren wegnemen

Vergelijk Ezech. 16:17,18,19, met de aantekening.

Eze 16.17,18,19

22) op zijn tijd,

Als Ik dat beloofd had en placht te geven; of in den oogst, als het rijp zal zijn, en gij het koren en de most enz. meent in te zamelen.

23) wegrukken Mijn wol en Mijn vlas,

Dat is, hun ontnemen; alsof de Heere zeide: Het is aan hen kwalijk besteed, zij zijn het niet waard, daarom zal Ik het redden uit de handen dezer misbruikers, die het ten onrechte bezitten.

24) dwaasheid ontdekken

Of, schandelijkheid. Zie Gen. 34:7; Jer. 13:22; Ezech. 16:36,37.

Ge 34.7 Jer 13.22 Eze 16.36,37

Hosea 2:12

28) bezoeken de dagen des Baals,

Dat is, zal hen straffen om hun langdurige en menigvuldige afgoderij.

29) waarin zij dien gerookt heeft,

Of, dien zij rookte; dat is placht te roken; of omdat zij dien gerookt hebben.

30) voorhoofdsiersel,

Of, oorringen; zie Gen. 24:22, gelijk de hoeren voor de boelen plegen te pronken, alzo Isra‰l in het plegen van zijne afgoderij; vergelijk boven Hos. 2:1.

Ge 24.22 Ho 2.2

31) halssieraad,

Of, juwelen, baggen, kostelijke halsketens, enz. Zie Spreuk. 25:12; Hoogl. 7:1.

Pr 25.12 So 7.1
Copyright information for DutKant