Hosea 4:10

28) uitbreken [in menigte;]

Dat is, niet vermenigvuldigd worden. Zie van het Hebreeuwse woord Gen. 28:14, en Gen. 30:30; idem Job 1:10, met de aantekening.

Ge 28.14 30.30 Job 1.10

29) nagelaten den HEERE in acht te nemen.

Mits verlatende en niet bewarende de wegen des Heeren en Hem niet voor ogen hebbende.

Copyright information for DutKant