Hosea 4:15
42) Zo gij, o Isral! Alsof God, verdrietig en walgend zijnde over Isral, [vergelijk onder Hos. 4:17] zeide: Wil dan Isral verloren gaan, en zich niet laten raden, ziet gij toch toe, o Juda, dat gij hun voorbeeld niet navolgt. Het is een beklag over Israls hardnekkigheid, met een zeer bewegelijke vermaning aan Juda. Ho 4.17 43) Gilgal, Zie Joz. 5:9. Het schijnt dat hier gruwelijke afgoderij aangesteld en bedreven is, omdat deze plaats vermaard was van de eerste besnijdenis en het eerste pasen in Kanan, waarom God over de schandelijke verontreiniging dezer plaats ten hoogste is vertoornd geweest. Zie onder Hos. 9:15, en Hos. 12:12; Amos 4:4 en Amos 5:5. Jos 5.9 Ho 9.15 12.11 Am 4.4 5.5 44) Beth-aven, Dat is, huis der nietigheid, ijdelheid, boosheid, ongerechtigheid, of des afgods. Daar was wel ene plaats nabij Bethel, genaamd Beth-Aven, plaats, die eigenlijk Bethel genaamd was, dat is, Gods huis. Maar van God genoemd Beth-Aven, ten aanzien van het gouden kalf, dat Jerobeam daar had opgericht, en de afgoderij die aldaar bedreven werd; zie 1 Kon. 12:29, en onder Hos. 5:8 en Hos. 10:5. Deze plaats was ook tevoren zeer vermaard vanwege Gods bijzondere openbaring aan den patriarch Jakob, Gen. 28:19, en Gen. 35:6,7, enz. Beide deze plaatsen waren nabij Juda gelegen, zodat het niet zonder gevaar was van te vervallen in gemeenschap der afgoderij, waarvan de beginselen openbaar waren; waarom God Juda hier zeer ernstiglijk waarschuwt. 1Ki 12.29 Ho 5.8 10.5 Ge 28.19 35.6,7 45) niet: [Zo waarachtig als] de HEERE leeft. Te weten huichelend, afgodisch, op zulke wijze, gelijk de afgodische Isralieten doen, die mijn naam met hunne afgoden vermengen, om de afgoderij daarmede te bedekken en een schijn van ware godsdienstigheid te geven; hetwelk een gruwel was bij God, die alleen oprecht als God wil geerd en gediend zijn, naar zijn voorschrift. Vergelijk boven Hos. 2:15 met de aantekening, en aangaande het woord niet, vergelijk de aantekening op Hos. 4:16, en Zef. 1:5. Ho 2.16 4.16 Zep 1.5Hosea 10:15
63) Bethel ulieden gedaan, Dat is, al die gruwelijke afgoderij met andere zonden, te Bethel, of Bethaven [gelijk boven Hos. 10:5, of Aven, Hos. 10:8] bedreven, zijn de oorzaak van deze uwe plagen. Ho 10.5,8 64) boosheid uwer boosheid; Dat is, omdat uwe boosheid zo veelvoudig en verschrikkelijk groot is. 65) koning Op wien zij vertrouwen; zie boven Hos. 10:7, en de aantekening. Ho 10.7 66) dageraad Dat is, vroeg, of haastiglijk, gelijk de dageraad of morgenrood met het rijzen van de zon vergaat, of onvoorziens, gelijk wanneer iemand in den morgenstond overvallen wordt; dit kan men ook vergelijken met Ezech. 7:7,10; zie de aantekening aldaar. Eze 7.7,10 67) ten enenmale uitgeroeid. Hebreeuws, uitgeroeid, of afgehouwen, afgesneden wordende, is hij uitgeroeid, enz. dat is, zal zekerlijk, enz.
Copyright information for
DutKant