Hosea 4:18
54) zuiperij De dronkenschap, die zij bij hunne afgoderij en onkuisheid plegen. 55) afvallig; Dat is, zij worden in hun zuipen en zwelgen niet dan te oproeriger en ongebondener in geestelijke en lichamelijke hoererij. Het een drijft en stijft hen in het ander. Anders: hun wijn, of dronkenschap, is afgaande, of stinkende; dat is, hun afgodische dronkengelagen zijn vol stank en onreinheid, waarin zij zich als beesten omwentelen. Vergelijk de manier van spreken met Spreuk. 20:1. Pr 20.1 56) doen niet dan hoereren; Hebreeuws, hoererende hoereren zij. 57) hun Dit hare staat in het vrouwelijk geslacht, ziende [zo het schijnt] op de onbandige koe, Hos. 4:16, of de overspelige vrouw, of hoer, uit Hos. 3:1, en Hos. 1:2, enz., alzo in Hos. 4:19. Men kan het ook bekwamelijk duiden op Efram of Isral zelf, naar den aard van de Hebreeuwse taal, en alzo ook Hos. 4:19. Ho 4.16 3.1 1.2 4.19,19 58) schilden Dat is, hunne schuts- en beschermheren, hunne regenten, gelijk Ps. 47:10, zie de aantekening aldaar. Ps 47.9 59) (het is een schande!) Het is een schandelijke zaak voor de regenten van Gods volk; met verfoeiing gesproken. 60) [het woord:] Geeft. God wil zeggen dat de regenten dit woord geeft dagelijks gebruikten en in den mond hadden, onbeschaamdelijk de lieden vermanende [daar het schandelijk genoeg is, de aangebodene te ontvangen] tot het aanbrengen of geven van geschenken. Het is al, geeft, geeft, of brengt aan, te weten geschenken, gelijk sommigen, wijn om te zuipen. Vergelijk Micha 7:3; zie dergelijke woorden, inzake van onverzadelijkheid, Spreuk. 30:15. Of aldus: Hunlieder wijn wijkt af; zij bedrijven hoererij; geeft, hebben zij lief, hunne beschermers zijn een schande. Mic 7.3 Pr 30.15
Copyright information for
DutKant