Isaiah 1:11

38) Waartoe

Daar staat 1 Sam. 15:22: Gehoorzamen is beter dan slachtoffers, opmerken dan het vette der rammen. De Heere had wel de offeranden ingesteld en bevolen te doen, maar als hulpmiddelen om hen in boetvaardigheid en geloof wel te doen voortgaan; hetwelk, terwijl zij nalieten, zo waren hunne offeranden den Heere een gruwel, onaangezien Hij die had ingesteld.

1Sa 15.22

39) der rammen,

Te weten der rammen, die geslacht worden ter offerande.

Isaiah 66:3

12) slacht,

Hebreeuws, keelt; te weten ter offerande, te weten zonder erkentenis zijner zonden en zonder geloof. Of, ook die het uiterlijk doet ten tijde van het Nieuwe Testament. Zie Jes. 1:11; Hebr. 10:1,4,11.

Isa 1.11 Heb 10.1,4,11

13) verslaat een man;

Of, verslaat; dat is doodt enen man. De zin is: Dat is mij zo onaangenaam, ja men vertoornt er mij zozeer mede, alsof hij een man versloeg.

14) breekt

Dat is, hij is als een, die een hond den hals breekt, of onthalst, of den nek afsnijdt; te weten om mij dien te offeren, gelijk Deut. 21:4. En versta hier onder den naam van hond alle onreine dieren, die te offeren in de wet verboden waren.

De 21.4

15) zwijnenbloed

Zie Lev. 11:7,8,26; Deut. 14:8; alwaar niet alleen verboden wordt zwijnevlees te eten, maar de Joden mochten het niet aanroeren zonder zich te onreinigen.

Le 11.7,8,26 De 14.8

16) wierook brandt

Te weten ter gedachtenis. Zie de aantekening Lev. 2:2. Hebreeuws, die ene gedachtenis van wierook of reukwerk maakt.

Le 2.2

17) een afgod

Zie van het Hebreeuwse woord 1 Sam. 15:23.

1Sa 15.23

18) zegent.

Of looft; dat is dankt, alsof hij een ware god ware.

19) Dezen verkiezen

De zin is: Zij treden niet op de wegen, die Ik hun heb voorgeschreven, maar zij verkiezen zichzelven wegen, dat is wijzen en manieren van godsdienst, of hun boze lusten en kwade begeerlijkheden.

20) aan hun verfoeiselen.

Dat is, aan hun afgoderijen en ceremoni‰n, die mij een gruwel zijn. Zie 2 Kron. 15:8; Ezech. 20:7, met de aantekening.

2Ch 15.8 Eze 20.7

Jeremiah 6:20

55) wierook

Die gij met moeite en kosten laat komen, om reukwerk voor mij te maken, kwanswijs om mij te behagen.

56) Scheba komen,

Zie Gen. 10:7; Jes. 60:6.

Ge 10.7 Isa 60.6

57) kalmus

Of, kaneel, welriekend riet, of pijp; gelijk Exod. 30:23.

Ex 30.23

58) behagelijk,

Hebreeuws, tot, of naar welbehagen, of welgevallen, aangenaamheid; dat is, Ik heb daarin geen behagen. Vergelijk Ps. 19:15; Jes. 56:7.

Ps 19.14 Isa 56.7

59) zoet.

Dat is, aangenaam.

Jeremiah 7:29

46) Scheer

Een teken van groten rouw. Zie Job 1:20; Jes. 15:2, en onder Jer. 16:6.

Job 1.20 Isa 15.2 Jer 16.6

47) hoofdhaar

Het Hebreeuwse woord betekent al zulk haar, dat men lang heeft laten wassen en van welks afschering men zich heeft onthouden. Van denzelfden oorsprong komt ook het woord Nazire‰r, waarvan te zien is Num. 6:2,5; Richt. 13:5.

Nu 6.2,5 Jud 13.5

48) geslacht

Zie Ps. 12:8.

Ps 12.7

49) verbolgenheid

Of, oplopendheid, overlopende toornigheid; dat is, op hetwelk Hij ten hoogste vertoornd en ontsteld is. Of [gelijk sommigen] dat zijne verbolgenheid verwekt had, in enen zin. Vergelijk Deut. 32:19.

De 32.19

Hosea 6:6

21) Want Ik heb lust tot weldadigheid,

Alsof God zeide: Gij zoudt mogen zeggen dat gij immers niet nalaat in het offeren, volgens mijn gebod; maar [wil God zeggen] het is u genoeg bekend wat Ik dienaangaande u geboden en geleerd heb, gelijk volgt. Vergelijk Micha 6:6,7,8.

Mic 6.6,7,8

22) niet tot offer;

Dat is, meer dan tot offer, niet tot offer alleen, gelijk in het volgende lid gezegd wordt; [vergelijk Gen. 32:28; 1 Sam. 15:22; Spreuk. 8:10; Jer. 7:22, en Jer. 16:14 met de aantekening] of eenvoudig niet tot offer; te weten een huichelachtig offer, het uiterlijk offer in zichzelf, zonder geloof en boetvaardigheid, [vergelijk Ps. 50:12,13,14,15; Jes. 1:11, enz.] en dan voorts, meer dan, in het volgende, dat is, en niet tot brandoffers, in gelijk verstande, gelijk tevoren; [vergelijk Luk. 18:14], zodat het volgende verklaard wordt door het voorgaande. Beide manieren van spreken zijn in de Schriftuur van deze stof gebruikelijk; want somtijds wordt het uitwendige [als ook in zijn graad van God ingesteld zijnde] met het inwendige vergeleken, somtijds in zich alleen en zonder het inwendige aangemerkt en kortweg verworpen, ja zeer heftig gescholden, als een trouweloze verbondbreking, gelijk hier ook in het volgende.

Ge 32.28 1Sa 15.22 Pr 8.10 Jer 7.22 16.14 Ps 50.12,13,14,15 Isa 1.11 Lu 18.14

Hebrews 11:4

10) een meerdere offerande

Sommigen nemen dit woord meerder voor van meerder prijs, omdat Abel uit zijn vetste beesten zijn offerande heeft gedaan en Ka‹n maar uit enige slechte vruchten. Doch wordt hier hetzelfde woord wel zo geschikt genomen voor waardiger en Gode aangenamer, hetwelk de apostel daaruit besluit, dat God Abel en zijn offerande aanzag en van Ka‹n niet, hetwelk de apostel getuigt dat door het geloof van Abel is geschied; namelijk omdat Abel in deze offerande zag op dat zaad der vrouw, dat de slang den kop zou vertreden, dat is, op Christus, die door Zijn dood den duivel zou teniet maken; Hebr. 2:14.

Heb 2.14

11) door hetwelk hij

Namelijk geloof.

12) dat hij rechtvaardig was,

Dit staat wel niet met zoveel woorden Gen. 4:4, maar de apostel besluit dit uit hetgeen daar staat, dat God hem en zijn offerande aanzag, welken titel van rechtvaardigheid Christus daarom aan Abel ook geeft; Matth. 23:35.

Ge 4.4 Mt 23.35

13) over zijn gave getuigenis gaf;

Namelijk door Mozes, Gen. 4:4; of door een buitengewoon teken uit den hemel omtrent Zijn offerande, gelijk over A„rons offerande, Lev. 9:24; over Elia, 1 Kon. 18:38; van David, 1 Kron. 21:26; van Salomo, 2 Kron. 7:1, door het zenden van vuur uit den hemel is geschied. Hetwelk daarom zeer gelofelijk is, omdat Ka‹n, dit ziende, over zijn broeder met toorn en nijd is ontstoken.

Ge 4.4 Le 9.24 1Ki 18.38 1Ch 21.26 2Ch 7.1

14) spreekt hij nog,

Namelijk niet alleen met zijn goed exempel in Gods Woord, maar ook door zijn bloed, hetwelk na zijn dood wraak riep tot God. Zie Gen. 4:10; Hebr. 12:24.

Ge 4.10 Heb 12.24

Hebrews 11:6

18) is het onmogelijk

Of is het onmogelijk dat hij God behaagd heeft, namelijk ter eeuwige zaligheid. De reden is, omdat niemand buiten Christus God zo behagen kan, Joh. 14:6; Hand. 4:12.

Joh 14.6 Ac 4.12

19) die tot God komt,

Dat is, die voor God gestadig wandelt, gelijk Mozes van Henoch spreekt, Gen. 5:22,24. Of die God dient en Zijne gunst zoekt te genieten.

Ge 5.22,24

20) dat Hij is,

Namelijk niet alleen een wezenlijke zaak, maar ook zodanig als Hij zich in Zijn Woord heeft geopenbaard, niet alleen volgens de wet, maar ook volgens het Evangelie, waar het geloof, waarvan Paulus hier spreekt, eigenlijk op ziet; Rom. 1:16,17.

Ro 1.16,17

21) een Beloner is dergenen,

Of, loongever, vergelder; dat is, volbrenger van zijn beloften in het belonen dergenen, die Hem zoeken. Want dit looon kan niet gehoopt worden dan uit vorige beloften, waar het geloof op ziet. Welke hier noodzakelijk moet zijn, niet een belofte der wet, maar van het Evangelie, daar niemand de belofte der eeuwige erve uit de wet kan deelachtig worden. Zie Gal. 3:18.

Ga 3.18

22) die Hem zoeken.

Namelijk door den weg in het Evangelie geopenbaard; Joh. 17:3.

Joh 17.3
Copyright information for DutKant