Isaiah 17:3
8) de vesting Versta, de vaste stad Samaria en andere daaronder horende. 9) van Efraim, Dat is, van het koninkrijk, of de tien stammen van Isral. 10) der Syriers; Hebreeuws, Aram. Aldus worden de Syrirs genoemd, omdat zij uit Aram gesproten zijn. 11) zij zullen zijn Te weten de Syrirs. Dezen zullen ook van hunne heerlijkheid beroofd worden, gelijk de Isralieten; het zal den een gaan als den ander. 12) de heerlijkheid Aldus noemt de profeet alles waar zij zich op verhovaardigden en verlieten, als hun koninkrijk, hun vaste en schone steden, kastelen, vastigheden, geld en goed, ook hunne verbintenissen met andere koningen, gelijk Jes. 16:14. Isa 16.14 Isaiah 28:1
1) de hovaardige Hebreeuws, wee de kroon der hovaardij, enz. Het is een beschrijving van het koninkrijk der tien stammen van Isral, waarvan Samaria de hoofdstad was, die hij hier noemt het hoofd der vette vallei, omdat zij lag op een berg en beneden dien was een zeer vruchtbare vallei. Zie onder Jes. 28:3; Hos. 5:5, en Hos. 7:10. Isa 28.3 Ho 5.5 7.10 2) welker Dat is, welker heerlijke staat [te weten Efram, of het koninkrijk van Samaria] die tevoren voortreffelijk gebloeid heeft, maar nu verwelkt en haast geheel vervallen zal. 3) is een afvallende Of, verwelkende bloem. 4) die Te weten, bloem. 5) daar is Die over een zeer vet dal gezet is. 6) der geslagenen Dat is, die van den wijn dagelijks vol en dol zijn, en welker hersenen van den wijn als geslagen en gekwetst zijn.
Copyright information for
DutKant