Isaiah 19:14

39) heeft

Anders: zal inschenken; en straks: zij zullen Egypte, enz.

40) een zeer verkeerden geest

Of, een dwaalgeest, een wargeest. Hebreeuws, een geest der verkeerdheden, of der verdraaidheden. De zin is: God heeft hen van alle wijsheid en verstand beroofd, zodat zij niets goeds raden kunnen, ook niet weten waaruit of waarheen zij zich zullen keren of wenden.

41) zich om en om wentelt

Of, zich heen en weer werpt. Hebreeuws, dwaalt in zijn uitspuwsel. Hoe meer zich een dronkaard, als hij in zijn uitspuwsel ligt, keert en wendt, hoe lelijker en vuiler hij zich maakt; alzo ook, wil de profeet zeggen, hoe meer deze verkeerde raadslieden voortvaren met raad te geven, hoe meer zij schade aanrichten. Daarom ware het beter dat zij zich gerust hielden.

Hosea 4:12

31) hout,

Dat is, houten afgod om raad en hoe het hem in het toekomende gaan zal, en die meent hij dat het hem zal kunnen voorzeggen.

32) stok zal het hem bekend maken;

Of, staf, dat is zijn afgod, waarop hij zich als op een staf verlaat. Sommigen verstaan hierdoor het hout waar de afgod Ba„l van gemaakt is, [zie Deut. 28:36]. Anderen menen dat het ziet op de manier van waarzeggen, door een stok of roede, idem, van degenen, die op vogelgeschrei acht gaven, dragende een stok in de hand.

De 28.36

33) geest der hoererijen verleidt hen,

Dat is, de duivel, die een onreine geest genoemd wordt, Zach. 13:2; Matth. 12:43; of hun verkeerde zin, hun verdorven genegenheid tot geestelijk en lichamelijk hoereren, waartoe hen de boze geest of duivel aandrijft; alzo onder Hos. 5:4. Vergelijk Rom. 1:24,28, enz.

Zec 13.2 Mt 12.43 Ho 5.4 Ro 1.24,28

34) van onder hun God weghoereren.

Of, van in plaats hun God; dat is, alzo, dat zij zich onder God, als hunnen Heere en echten man, niet willende buigen, of Hem niet onderworpen zijn, de afgoden in alle ongebondenheid nalopen, of, alzo dat zij, in plaats van hun God, vreemde goden kiezen en die aanhangen; vergelijk boven Hos. 1:2; idem Ezech. 23:5, met de aantekening. Deze manieren van spreken zijn aanmerkelijk, als uitdrukkende den aard en de eigenschap der afgoderij.

Ho 1.2 Eze 23.5

1 Corinthians 4:21

42) met de roede

Dat is, met oefening van straf en tuchtiging; 2 Cor. 10:6.

2Co 10.6

43) in liefde en

Dat is, vriendelijkheid en toegenegenheid. Want anderszins komt ook de straf van een vader uit liefde; Hebr. 12:6.

Heb 12.6

Galatians 6:1

1) vervallen ware

Of, voorgekomen, verrast, namelijk uit onvoorzichtigheid, of zwakheid, niet uit moedwillig opzet.

2) door

Grieks in.

3) enige misdaad, gij,

Namelijk waardoor hij u of anderen heeft ge‰rgerd.

4) die geestelijk zijt,

Dat is, die door Gods Geest verlicht zijt, en begaafd met bekwaamheid om anderen te kunnen vermanen. Zie 1 Cor. 3:1.

1Co 3.1

5) brengt den zodanige

Namelijk met goede onderwijzing en vermaning. Het Griekse woord betekent eigenlijk heelmaken, volmaken, het gebrek vervullen, of iets herstellen. Zie Matth. 4:21.

Mt 4.21

6) met den geest der

Grieks in den geest.

7) ziende op uzelven,

Dat is, gedenkende aan zijn eigen zwakheden, dat hij ook daardoor lichtelijk met dergelijke zonden zou kunnen overvallen worden.

8) verzocht wordt.

Dat is, door verzoekingen des duivels en des vleses tot dergelijke zonden gebracht wordt.

2 Timothy 1:7

20) een geest der vreesachtigheid,

Dat is, ene beweging des harten en des gemoeds, die, als zij kwaad is, van den bozen, en als zij goed is, van den Heiligen Geest in de mensen gewrocht wordt, en daarom Geest genaamd wordt.

21) der kracht, en der liefde,

Dat is, der sterkte en kloekmoedigheid des harten in het bedienen van ons ambt, midden onder alle vijanden, gevaren en verdrukkingen.

22) der gematigdheid.

Grieks sophronismou; waardoor eigenlijk verstaan wordt een gematigd of gezond verstand, hetwelk bij de kloekmoedigheid moet gevoegd worden, opdat deze niet in roekeloosheid, tieren, razen en onbescheidenheid verandere.

Copyright information for DutKant