Isaiah 2:2

3) in het laatste

Te weten ten tijde der verschijning van Jezus Christus, gelijk het Evangelie door de ganse wereld zal gepredikt worden. Vergelijk Micha 4:1, met de aantekening.

Mic 4.1

4) de berg

Dat is, de berg op welken het huis des Heeren of de tempel gebouwd is; te weten de berg Zion of Moria; en dit is te verstaan van de Christelijke gemeente, die eerst te Jeruzalem is verzameld geweest, ten tijde van Christus en zijne apostelen; doch daarna is zij zeer vermenigvuldigd door den toeloop der heidenen, hetwelk hier wordt te kennen gegeven door het woord toevloeien. Zie Hand. 2:41,47.

Ac 2.41,47

5) op den top

Of, spits. Hebreeuws, het hoofd; dat is, hij zal boven alle andere bergen verheven worden. Dit wordt straks wederom gezegd met andere woorden. Anders: tot een hoofd der bergen.

6) alle heidenen

Dat is, enigen uit alle heidense nati‰n, gelijk blijkt Jes. 2:3.

Isa 2.3

Isaiah 60:5

18) zien en

Te weten met verwondering.

19) samenvloeien,

Dat is, met menigten samenlopen, uit verwondering; anders: uitbreken; te weten als een stroom, of als het licht, of als de zon; anders: schijnen, lichten, verlicht worden. Zie de aantekening Ps. 34:6.

Ps 34.5

20) zal vervaard

Niet als iets kwaads vrezende, maar van verwondering over zulk een onverwachte zaak, te weten als gij zien zult welk een grote menigte van verscheidene volken en nati‰n tot den Heere Christus komen. Zie Jer. 33:9; Hos. 3:4. Zie ook Hand. 2:7.

Jer 33.9 Ho 3.4 Ac 2.7

21) verwijd

Te weten zijnde vol vreugde en blijdschap.

22) de menigte

Dat is, de menigte dergenen, die aan de zee wonen. Anders: de rijkdom der zee. Men kan het Hebreeuwse woord hier in beide betekenissen nemen.

23) tot u gekeerd

Of, tegen u, of te uwaarts veranderd worden, alzo namelijk dat degenen, die uwe vijanden waren, uwe vrienden zullen worden.

24) het heir

Of, de rijkdom der volken; zie Openb. 21:26.

Re 21.26

25) tot u komen.

Te weten om vriendschap met u te maken, uwe religie aannemende.

Jeremiah 31:12

39) hoogte van Sion juichen,

Te weten in den tempel; dat is, in de Christelijke kerk.

40) toevloeien

Bij menigten, als waterstromen. Vergelijk Ps. 34:6; Jes. 2:2; Micha 4:1.

Ps 34.5 Isa 2.2 Mic 4.1

41) goed,

Of, goedheid, alzo onder Jer. 31:14; dat is, de weldaden en gaven van den Heere Christus, die hier [gelijk elders dikwijls] door lichamelijke goederen en gaven worden afgebeeld.

Jer 31.14

42) jonge schapen en runderen;

Hebreeuws, kinderen der schapen, of geiten, of van klein vee.

43) gewaterde hof,

Vervuld met geestelijke gaven en vertroostingen van den Heiligen Geest.

44) voortaan niet meer treurig zijn.

Hebreeuws, zullen niet toedoen, of voortvaren meer, of voortgaan treurig te zijn; te weten uit mistroostigheid over hunne zonden.

Jeremiah 51:44

117) Bel te Babel,

Zie boven Jer. 50:2.

Jer 50.2

118) verslonden heeft;

Hebreeuws, zijne verslinding. Sommigen duiden dit op de offeranden, die men dezen afgod moest doen, waarvan men mag lezen de apocriefe stukken van Dani‰l en Herodotus. Anderen verstaan den roof en de ondergebrachte landen, van welker overwinning zij dezen afgod de eer gaven. Vergelijk boven Jer. 49:1; Richt. 11:24.

Jer 49.1 Jud 11.24

119) toevloeien,

Als waterstromen, waarvan het Hebreeuwse woord komt. Vergelijk Ps. 34:6, met de aantekening.

Ps 34.5

120) gevallen.

Dat is, zal zekerlijk vallen, niettegenstaande dat men het houdt voor een eeuwig en onverbrekelijk werk. Zie onder Jer. 51:58.

Jer 51.58

Matthew 11:12

16) geweld aangedaan,

Dat is, wordt met grote menigte en ijver aangenomen.

17) geweldigers nemen het met geweld.

Dat is, die met groten ernst en ijver naar de zaligheid trachten, als die met geweld iets tot zich willen trekken; Fil. 3:8,12.

Php 3.8,12

Luke 16:16

22) Koninkrijk Gods

Dat is, de vervulling van hetgeen de wet en de profeten van den Messias voorzegd hebben.

23) verkondigd,

Grieks ge‰vangeliseerd.

24) geweld op hetzelve.

Zie Matth. 11:12.

Mt 11.12

James 5:16

59) Belijdt elkander de

De apostel wil hiermee niet leren, dat de gelovigen al hun zonden zouden moeten openbaren en belijden aan een kerkedienaar, om van hem ontslag of vergeving te verkrijgen, gelijk verkeerd gemeend wordt. Want hij spreekt hier uitdrukkelijk van een belijdenis, die men elkander moet doen, dat is de ene gelovige aan den ander, en dat ook onderling, naar gelegenheid der zaken, en worden door de zonden verstaan, in de eerste plaats die zonden, die de ene gelovigen tegen den ander zou mogen gedaan hebben, waardoor de liefde van den naaste verbroken en onvrede zou mogen ontstaan zijn; waarvan de apostel wil dat degene, die tegen zijnen naaste misdaan heeft, zijne schuld zal belijden of bekennen, en met hem daarover verzoenen, gelijk ook Christus leert Matth. 5:23, hetwelk, gelijk het ten allen tijde wel behoort te geschieden, zo is het inzonderheid nodig als men ziek is. Daarbenevens zo iemand in enige zonde zou mogen gevallen zijn, waarover hij zo bezwaard is, dat hij zichzelf alleen niet wel kan troosten, dat hij dan die zonde openbare aan een ander, hetzij kerkedienaar, of enig ander goed vriend, om van dezen getroost te worden uit Gods Woord en om hem te helpen bidden, dat die zonde hem door God mag vergeven worden; gelijk de volgende woorden medebrengen.

Mt 5.23

60) bidt voor elkander,

Namelijk om vergeving der zonden, die men elkander beleden heeft, als om de gezondheid des lichaams wanneer iemand ziek is, gelijk in Jak. 5:15.

Jas 5.15

61) gezond wordt;

Namelijk naar lichaam en naar ziel.

62) krachtig gebed

Dat is, vurig en oprecht; of sterk aanhoudende.

63) des rechtvaardigen

Dat is, van een vroom gelovig mens.

Copyright information for DutKant