Isaiah 2:6
19) Maar Gij Hier wendt zich de profeet tot God, en hij doet een weeklacht over de Joden, die van God verstoten waren. De zin is: Maar waarom vermaan ik mijne landslieden tot het geloof aan Christus, dewijl het toch tevergeefs is; want, o Heere, Gij hebt besloten hen te verstoten. 20) Uw volk, Te weten een deel uws volks; want de verharding is voor een deel over Isral gekomen, zegt de apostel, Rom. 11:25. Ro 11.25 21) meer dan Of, van oosten, dat is, der volken, die tegen het oosten of den opgang der zon wonen; verstaande de Chalden, Syrirs, Mesopotamirs en andere Oosterse natin, die tot bijgeloof, toverij en waarzegging zeer geneigd waren. 22) guichelaars Zie de aantekening Lev. 19:26, en 2 Kon. 21:6. Le 19.26 2Ki 21.6 23) en aan de kinderen Dat is, aan de vreemdelingen, aan hunne zeden en manieren. Enigen verstaan dit gesproken te zijn van de huwelijken harer dochters aan de vreemde natin, die verboden waren. Zie Deut. 7:1,2,3. De 7.1,2,3 24) tonen Het Hebreeuwse woord betekent zoveel als met handgebaar, of als met in de hand te kloppen, een welgevallen of behagen te tonen of te doen blijken.
Copyright information for
DutKant