Isaiah 27:9
30) daardoor Te weten door zulke straffen en vaderlijke kastijdingen, als daar is de Babylonische gevangenschap. 31) verzoend worden, Te dien aanzien dat de uitverkorenen daardoor tot berouw en leedwezen over hunne zonden zullen gebracht worden en tot verbetering van hun leven; en alzo zouden zij vergeving van hunne zonden verkrijgen door een oprecht geloof aan Jezus Christus. 32) vrucht, Te weten die van de Babylonische gevangenschap komen zal. 33) Hij Te weten God de Heere. 34) deszelfs Te weten Jakob. 35) des altaars Versta dat hier gesproken wordt van de stenen dier altaren, die hier en daar op de hoogten gesticht waren, ter ere der afgoden. 36) maken zal De zin is: Nadat Hij al de afgoderij, die een oorsprong is van alle andere zonden, zal weggedaan hebben. 37) de Anders: als er geen bossen of zonnebeelden zullen staande gebleven zijn; versta hierbij, maar deze al tezamen zullen afgehouwen en verbroken zijn. 38) bossen Van de afgodische bossen, zie Richt. 3:7. Jud 3.7 39) de zonnebeelden Zie de aantekening Lev. 26:30. Le 26.30Hosea 10:8
29) Aven, Dat is, Beth-Aven, boven #Hos.10:5. Dat is, Bethel. Ho 10.5 30) zonde, Dat is, welke hoogten de voornaamste stof, idem ene aanleiding of aanritsing zijn van Israls gruwelijke afgoderij en allerlei andere zonden, die zij aldaar in hunne tempels bij hunne altaren, idem onder al de groene bomen en in bossen, bedrijven. Vergelijk Deut. 9:21; Jes. 27:9, en zie boven Hos. 4:13; Lev. 26:30; Ezech. 6:13, en Ezech. 20:29 met de aantekening. De 9.21 Isa 27.9 Ho 4.13 Le 26.30 Eze 6.13 20.29 31) doornen en distelen Vergelijk boven Hos. 9:6. Ho 9.6 32) Bedekt ons! Woorden van wanhopende mensen, die vanwege het gevoel en den schrik der tegenwoordige en toekomende oordelen Gods, mitsgaders het oordeel hunner eigen conscientin, verbaasd en troosteloos zijnde, niet anders wensen dan maar al evenveel hoe, dood, of uit den weg te zijn, hoewel tevergeefs. Vergelijk Jes. 2:19; Luk. 23:30; Openb. 6:16. Isa 2.19 Lu 23.30 Re 6.16Amos 8:14
40) schuld van Samaria, Dat is, bij de afgoden, door welke de Isralieten zich schuldig maken voor God, te Samaria, Dan, enz., waar deze afgoden waren opgericht. Verg. Deut. 9:21; Jes. 27:9; Hos. 10:8, met de aantekening. De 9.21 Isa 27.9 Ho 10.8 41) van Dan leeft, Of, o Dan. 42) weg van Ber-seba leeft! Dat is, de god, die te Ber-seba, als god, gerd en gediend wordt, naar den godsdienst, die aldaar gebruikelijk is; zie Amos 5:5, met de aantekening; weg voor godsdienst, religie, wijze van God te dienen, hier in het kwade, elders in het goede. Zie Jer. 32:29. Am 5.5 Jer 32.29 43) opstaan. Gelijk in Amos 5:2. Am 5.2
Copyright information for
DutKant