Isaiah 36:6

7) gij vertrouwt

Rabsake doet den koning Hizkia groot ongelijk, als hij aldus van hem oordeelt en spreekt; want hij betrouwde op den Heere.

Ezekiel 29:6-7

15) rietstaf geweest zijn.

Hen opruiende tot rebellie tegen de Chalde‰n, met belofte van grote hulp, die zij niet hebben gehouden. Zie 2 Kon. 18:21.

2Ki 18.21
16) gebroken,

Of, gekrookt; hen niet alleen niet ondersteunende, maar ook kwetsende en steunende.

17) zijden;

Hebreeuws, zijde; of de ganse zijde. Anders: schouder; hier wordt van lenen, of leunen en steunen gesproken.

18) liet alle lenden op zichzelven staan.

Hebreeuws, deedt hun alle lenden staan; dat is, gij verliet hen, liet hen staan op zichzelven, en bestaan zo zij het best konden, zonder hen te helpen of te ondersteunen, tegen uw beloften en hunne hoop of verwachting. Of aldus: En zoudt gij hun alle lenden doen slaan? dat is, staande of overeind houden.

Copyright information for DutKant