Isaiah 60:6

26) u bedekken,

Dat is, uw land. In dit en enige der naastvolgende verzen wordt met verbloemde woorden voorzegd dat alle nati‰n zich zullen begeven onder de gehoorzaamheid van het heilig Evangelie.

27) de snelle kemelen

Zie Jer. 2:23.

Jer 2.23

28) van Midian

Dat is, uit het land der Midianieten, alwaar grote menigten van kemels en dromedarissen waren. Zie 1 Kron. 5:21; zie ook Richt. 6:3,5.

1Ch 5.21 Jud 6.3,5

29) Hefa;

Hefa was de zoon van Midian, Gen. 25:4, zijne nakomelingen woonden onder de Midianieten, behoudende nochtans de naam van hunnen voorvader Hefa.

Ge 25.4

30) zij allen

Dat is, een grote menigte derzelven, gelijk Matth. 3:5.

Mt 3.5

31) uit Scheba

Dat is, uit het land der Schabe‰n, nakomelingen van Scheba, den zoon van Raema, den zoon van Chus, den zoon van Cham; Gen. 10:6,7.

Ge 10.6,7

32) zullen komen;

Te weten tot de gemeenschap der kerk. Dit wordt ook van hunne koningen gezegd; Ps. 72:10.

Ps 72.10

33) goud

Dat is zij zullen hunne rijkdommen gebruiken tot den godsdienst, tot onderhouding der kerk en leraars, alsook der arme ledematen der gemeente.

34) den overvloedigen

Dat is, de weldaden Gods, die lof en prijs waardig zijn.

35) boodschappen.

Dat is, prediken, als een blijde boodschap verkondigen.

Copyright information for DutKant