Isaiah 63:3

13) Ik heb

Hier spreekt Christus wederom, beantwoordende de vorige vraag aangaande zijne macht in het onderdrukken zijner vijanden en het verlossen zijner uitverkorenen.

14) de pers

Te weten de pers van den toorn Gods, gelijk af te nemen is uit Openb. 14:19, en Openb. 19:15. De zin is: Ik heb alleen, zonder menselijke hulp, den wil en het bevel van mijn hemelsen Vader, aangaande het straffen en verdelgen der vijanden zijner kerk, uitgericht.

Re 14.19 19.15

15) daar was niemand

Of, daar is niemand van de volken bij mij geweest, om mij te helpen de vijanden te bestrijden en te overwinnen. Versta hier zo de geestelijke als de lichamelijke vijanden.

16) hun kracht

Dat is hun bloed, waarin de sterkte van den mens bestaat. Of, hun bloed, dat is het bloed hunner sterke helden. Anders: en hunne victorie is op mijne klederen besprenkeld; dat is hun bloed, een teken mijner victorie over hen.

Acts 4:12

27) in geen Anderen;

Dat is, door geen ander.

28) onder den hemel

Dat is, nergens in de gehele wereld.

29) Naam, Die

Dat is, niemand anders, geen ander persoon.

30) onder de mensen

Grieks in de mensen; dat is, onder de mensen.

31) gegeven is,

Namelijk van God; Joh. 3:16.

Joh 3.16

32) door Welken

Grieks in welken.

Colossians 1:24

56) lijden voor u,

Dat is, om u met mijn voorbeeld te versterken in de aangenomen waarheid. Zie 2 Cor. 12:15; 2 Tim. 2:10.

2Co 12.15 2Ti 2.10

57) de overblijfselen

Of, hetgeen ontbreekt. Dit wordt niet verstaan van het lijden van Christus voor onze zonden, alsof daaraan iets zou ontbreken tot onze verlossing, want dat is volkomen en in alle delen volmaakt, zodat daaraan niets ontbreekt, Col. 1:20; Hebr. 10:14; 1 Joh. 1:7, en 1 Joh. 2:2; maar van het lijden, dat zijnen leden aangedaan wordt om Zijnentwil. Zie 2 Cor. 1:5; Hebr. 11:26.

Col 1.20 Heb 10.14 1Jo 1.7 2.2 2Co 1.5 Heb 11.26

58) de verdrukkingen

Dat is, •f Christus lijdt in Zijne ledematen, Hand. 9:4; 2 Cor. 1:5, •f de gelovigen om Christus' zaak lijden, 2 Cor. 4:10; Hebr. 11:26.

Ac 9.4 2Co 1.5 4.10 Heb 11.26

59) Zijn lichaam,

Dat is, tot versterking en stichting van Zijne gemeente, gelijk Hij tevoren gezegd heeft voor u.

1 Timothy 2:5

9) ‚‚n God, er is

Namelijk in het getal; of ‚‚n enig God, gelijk ook ‚‚n Middelaar, dat is, ‚‚n enige Middelaar. Zie Joh. 14:6; Hand. 4:12.

Joh 14.6 Ac 4.12

10) de Mens Christus Jezus;

Dit zegt Paulus niet om Zijn Godheid van dit Middelaars-ambt uit te sluiten, want Hij is God geopenbaard in het vlees, 1 Tim. 2;16, en God heeft door Zijn bloed Zijn kerk verkregen, Hand. 20:28, maar om aan te wijzen dat Hij in Zijn menselijke natuur het rantsoen voor ons heeft betaald, en dat Hij als een mens ons ook gelijk is, en derhalve alle soorten van mensen door het geloof tot Hem, en tot Zijn offerande een vrijmoedigen toegang hebben. Zie Hebr. 2:10, enz.

Ac 20.28 Heb 2.10
Copyright information for DutKant