James 1:2-4

6) grote vreugde, mijn

Grieks alle; dat is, enkel vreugde, anders niet dan vreugde. Deze vreugde ontstaat niet uit het gevoel van de verdrukkingen, maar uit het gevoel van Gods genade in het midden van de verdrukkingen, en uit het aanmerken van de nuttigheden en vruchten daarvan, die in de volgende verzen worden uitgedrukt.

7) verzoekingen

Dat is, verdrukkingen, die zo worden genoemd, omdat God daarmede onze standvastigheid in het geloof beproeft en bekend maakt, gelijk in Jak. 1:3 verklaard wordt. Zo wordt ook gezegd, dat God Abraham verzocht, Gen. 22:1; dat is, zijn geloof beproefde. Zie ook 2 Petr. 2:9; Openb. 3:10.

Jas 1.3 Ge 22.1 2Pe 2.9 Re 3.10

8) valt;

Het Griekse woord betekent midden daarin vallen, als van alle zijden om en om daarmede bevangen zijnde.

9) Wetende, dat

Dat is, dewijl gij weet, namelijk waartoe u God deze verdrukkingen laat overkomen, en welke nuttigheden deze den gelovige toebrengen. Deze wetenschap dan is de oorzaak van de vreugde waartoe hij vermaant.

10) de beproeving uws geloofs

Dat is, de verdrukkingen, waardoor uw geloof, gelijk het goud door het vuur, beproefd wordt; 1 Petr. 1:7.

1Pe 1.7

11) lijdzaamheid werkt.

Namelijk niet uit zichzelf, daar zij in de ongelovigen voortbrengt ongeduldigheid en murmureren tegen God; maar omdat God door Zijn Geest het verstand der gelovigen zo verlicht, dat zij verstaan, dat hij door deze hun geloof wil beproeven en bekend maken, en hun daardoor tot de eeuwige vreugde bereiden. En dit strijdt niet tegen hetgeen Paulus zegt Rom. 5:4. De lijdzaamheid werkt beproeving, want door het woord beproeving verstaat Paulus niet de verdrukkingen, waardoor het geloof beproefd wordt, gelijk hier Jakobus, maar bevinding en ervaring; namelijk van Gods hulp, bijstand, troost en getrouwheid in Zijn beloften.

Ro 5.4
12) een volmaakt werk,

Dat is, een oprecht, ongeveinsd en tot het einde toe durend werk; Matth. 10:22.

Mt 10.22

13) volmaakt zijn en

Gelijk tevoren. Want dat de apostel dit niet verstaat van een gans volkomen volmaaktheid naar den eis der wet, blijkt hierna Jak. 3:2.

Jas 3.2

14) geheel oprecht,

Dat is, dat gij niet alleen lijdt om een goede zaak, 1 Petr. 4:15,16; maar ook in uw ganse leven alle oprechtheid betoont, opdat een iegelijk daaruit mag zien dat gij ten onrechte lijdt.

1Pe 4.15,16

15) in geen ding

Namelijk wat de christelijke roeping van ons eist. Of, in gene verzoeking; namelijk, hoe zwaar dezelve ook zou zijn.

16) gebrekkelijk.

Dat is, nalatende wat gij schuldig zijt en behoort te doen, als goede christenen.

Copyright information for DutKant