Jeremiah 1:9-10

20) roerde mijn mond aan;

Verg. Jes. 6:7. Dit was den profeet een goddelijk teken om hem in zijn beroep te bevestigen en te versterken; verg Ezech. 2:8.

Isa 6.7 Eze 2.8

21) Mijn woorden in uw mond.

Zie Deut. 18:18, alzo onder Jer. 5:14.

De 18.18 Jer 5.14
22) om uit te rukken,

De zin is: Om hun in mijnen naam aan te dienen en levendig voor ogen te stellen dat Ik zulks zal doen; en Ik zal uwe woorden, die gij tot hen alzo zult spreken, zekerlijk volbrengen en bekrachtigen, tot straf der hardnekkigen en troost der boetvaardigen; verg. Jer. 5:14, en Jer. 18:7,8, enz.; Ezech. 24:5,9,10, enz.; Joh. 20:23; 2 Cor. 10:4,5. Verg. wijders Ezech. 3:18, en Ezech. 43:3.

Jer 5.14 18.7,8 Eze 24.5,9,10 Joh 20.23 2Co 10.4,5 Eze 3.18 Eze 43.3

Jeremiah 5:10

18) Beklimt

Aanspraak aan de vijanden.

19) haar muren,

Van Jeruzalem.

20) voleinding;

Vergelijk boven Jer. 4:27.

Jer 4.27

21) spitsen weg,

Of, uitstekingen, tinnen, kantelen. Anders: planten, ranken, grondvesten.

22) zijn des HEEREN niet.

Te weten het volk, of de muren en spitsen horen den Heere niet toe, die Jeruzalem met al haar schone vestingen nu niet meer voor de zijne kent, overmits de boosheid der inwoners.

Copyright information for DutKant