Jeremiah 11:13

28) [naar]

Gelijk boven Jer. 2:28.

Jer 2.28

29) schaamte,

Dat is, den schandelijken afgod Ba„l; zie boven Jer. 3:24.

Jer 3.24

Hosea 9:10

42) druiven in de woestijn,

Dat is, toen Ik Isra‰l eerst tot mijn volk aannam, waren zij mij zo aangenaam als een wandelaar druiven zijn, die hij vindt in een woestijn, en zo zoet als de eerste rijpe vijgen aan den vijgeboom; vergelijk Micha 7:1.

Mic 7.1

43) Baal-peor,

Der Moabieten afgod, om met hem geestelijk overspel of hoererij te bedrijven, waarop de lichamelijke ontucht gevolgd is. Zie Num. 25:1,2,3, enz. en de navolging van dit voorbeeld hunner voorvaders; 1 Kon. 18:31,32, enz.

Nu 25.1,2,3 1Ki 18.31,32

44) zonderden zich af

Met een bijzondere afgodische voorbereiding tot den religieuzen dienst van dezen afgod. Het Hebreeuwse woord is hetzelfde, waarvan de nazire‰rs, dat is de afgezonderden, hun naam hadden; zie Num. 6:2, enz.

Nu 6.2

45) schaamte,

Dien schandelijken afgod Ba„l; zie Jer. 3:24,25.

Jer 3.24,25

46) gans verfoeilijk naar hun boelerij.

Hebreeuws, verfoeiselen, of verfoeilijkheden. Anders: daar waren verfoeilijkheden naar hunne begeerte. Alle verfoeilijkheden gingen daar in zwang, naar hunnen wil en lust, naar dat hun vuile lust en wens opgaf. Sommigen nemen het alsof God tegen elkander stelde, dat zij bij Hem daardoor zo verfoeilijk werden als Hij hen tevoren zeer bemind had.

Copyright information for DutKant