Jeremiah 11:19

50) om te slachten;

Ter slachting, om geslacht te worden, dat men hem slachte.

51) gedachten

Dat is, boze aanslagen en praktijken tegen mij voorhanden.

52) den boom

Te weten den profeet Jeremia met zijne leer en profetie.

53) vrucht

Hebreeuws eigenlijk, brood; dat is spijs, en voorts vrucht, als die ter spijs dient.

54) land

Zie Ps. 27:13.

Ps 27.13

Jeremiah 25:34

74) herders!

Regeerders in politie en kerk.

75) [in de as],

Dit is hier ingevoegd uit boven Jer. 6:26.

Jer 6.26

76) heerlijken van de kudde!

Alzo noemt God de voortreffelijksten en machtigsten onder het volk; alzo Jer. 25:35,36; zie van het Hebreeuwse woord Ps. 8:2.

Jer 25.35,36 Ps 8.1

77) uw dagen zijn vervuld,

Die u van God verordineerd zijn; zie Ps. 37:13.

Ps 37.13

78) slachten zal,

Te weten, u, of de een den ander.

79) verstrooiingen,

Versta, de dagen uwer verstrooiingen; [dat is, dat gij verstrooid zult worden] of, uwe verstrooiingen zijn nabij.

80) kostelijk vat.

Hebreeuws, vat d er begeerte, of van den lust, van den wens; dat is, schoon, lustig, kostelijk, gewenst [zie 2 Kron. 32:27]; de zin is dat al hunne schoonheid en heerlijkheid vergaan zal, gelijk [bij exempel] een schoon en kostelijk glas, of iets anders, dat van zeer brekelijke stof gemaakt zijnde, in stukken valt, en nergens meer toe deugt noch weder samengezet of hermaakt kan worden.

2Ch 32.27

Jeremiah 48:15

38) is verstoord,

Dat is, daar toch Moab haast moet verstoord worden, en zo in het volgende.

39) zijn steden

Hebreeuws, hare. Zie Jer. 48:4.

Jer 48.4

40) opgegaan,

Dat is, opgebroken, weggetogen. Anders, hunne steden zijn in rook opgegaan; dat is, brand. Of, [de verstoorder] heeft hunne steden beklommen.

41) slachting afgegaan,

Om geslacht te worden. Vergelijk onder Jer. 50:27.

Jer 50.27

Jeremiah 50:27

73) Doodt met het zwaard

In het Hebreeuws is een woord, alsof men zeide: zwaardt; dat is, slaat, doodt met het zwaard.

74) varren,

Dat is, rijke, geweldige, stoute pochers. Vergelijk Ps. 22:13, en Ps. 68:31, enz.

Ps 22.12 68.30

75) afgaan ter slachting;

Gelijk boven Jer. 48:15.

Jer 48.15

76) dag is gekomen,

Dat is, de tijd hunner straf, hun van God verordineerd; zie Ps. 37:13, alzo Jer. 50:31.

Ps 37.13 Jer 50.31
Copyright information for DutKant