Jeremiah 12:5

15) Als gij

God wil hier en in het volgende den profeet in zijn bekommernissen sterken en moed geven, alsof Hij zeide: Zijt gij zo kleinhartig en verlegen omdat uwe landslieden van Anathoth, die als voetknechten zijn, u zo kwalijk bejegenen, hoe zult gij het dan kunnen strekken tegen de ongetoomde, trotse groten van Jeruzalem, die als paarden of ruiters zijn? Dit moet u niet verdrieten, want gij zult nog al veel zwaarder vervolging moeten uitstaan en overwinnen.

16) mengen

Te weten in strijd of twist, dat is, met hen te doen hebben?

17) vrede,

Daar het water [om zo te spreken] in het land stil en zacht gaat, zijnde als vrede en rust te rekenen tegen het toekomende, hoe zult gij het dan maken als de wateren aan alle kanten overlopen? Men kan hier door de verheffing der Jordaan verstaan den trots van Jeruzalems inwoners, of de nakende verwoesting van het ganse land. Van het oplopen der Jordaan, zie Joz. 3:15; 1 Kron. 12:15; onder Jer. 49:19, en Jer. 50:44. Anders: [zo zij u moede maken] in een land van vrede, [vergelijk Ps. 41:10;] [waar] gij u vertrouwt; dat is, in uw vaderland, waar gij meent dat gij buiten gevaar behoort te zijn; en daar het nog geenszins zo grof gaat, als het wel te Jeruzalem en ten hove zal doen.

Jos 3.15 1Ch 12.15 Jer 49.19 50.44 Ps 41.9

Jeremiah 50:44

107) Ziet,

Zie boven Jer. 49:19, en de volgende verzen, tot Jer. 49:22? toe, waar vast met dezelfde woorden geprofeteerd wordt van den optocht des konings van Babel tegen Edom, die hier staan van Cyrus' optocht tegen Babel, om te kennen te geven dat men Babel weder zou doen gelijk zij anderen volken gedaan had. Zie de aantekening aldaar en vergelijk Openb. 18:6.

Jer 49.19,22 Re 18.6

108) zal hen in een ogenblik daaruit doen lopen;

Te weten de Babyloni‰rs uit Babel.

Zechariah 11:3

11) Daar is een stem des gehuils der herderen,

Dat is, men hoort de herders huilen; dat is, de regenten van het volk, zo geestelijk als wereldlijke personen.

12) hun heerlijkheid verwoest is;

Dat is, de voornaamste burgerschap, en vast al het volk, waarin de eer der prinsen is bestaande; Spreuk. 14:28. Anderen verstaan hierdoor de heerlijkheid den tempel; anderen de gehele stad Jeruzalem; sommigen ook het gehele Joodse land; zie Dan. 11:16,41.

Pr 14.28 Da 11.16,41

13) der jonge leeuwen,

Dat is, der moedige krijgers.

14) de hoogmoed

Of, de voortreffelijkheid.

15) van de Jordaan verwoest is.

Dat is, van het Joodse land aan de Jordaan gelegen.

Copyright information for DutKant