Jeremiah 18:16

31) Om hun land

Of, stellende, enz., dat is, deze straffen daardoor veroorzakende en over hun hals halende; of opdat Ik daardoor vertoornd zijnde, hun land, enz. Vergelijk onder Jer. 27:10,15; Klaagl. 2:14; Micha 6:16, met de aantekening.

Jer 27.10,15 La 2.14 Mic 6.16

32) ontzetting,

Dat is, stof van schrik en verwondering. Anders: verwoesting, alzo onder Jer. 19:8, en Jer. 25:9, en Jer. 29:18, enz.

Jer 19.8 25.9 29.18

33) aanfluiting;

Of, schuifelingen, sijfelingen, pijpingen der eeuwigheid; tekenen van smaadheid en schande; zie 1 Kon. 9:8; onder Jer. 19:8, en Jer. 25:9,18, en Jer. 29:18, enz.

1Ki 9.8 Jer 19.8 25.9,18 29.18

34) hoofd schudden.

Zie 2 Kon. 19:21.

2Ki 19.21

Jeremiah 27:10

21) valsheid,

Of, ene leugen; alzo Jer. 27:14,16.

Jer 27.14,16

22) om u verre uit uw land te brengen,

Zie onder Jer. 27:15.

Jer 27.15

Jeremiah 27:15

26) opdat Ik u uitstote,

Dit was wel het oogmerk der valse profeten niet, maar het zou zekerlijk daarop volgen, wil de Heere zeggen, als zij de valse profeten zouden geloven, die ook met hun valse profetie‰n onder Gods heilige en rechtvaardige regering stonden. Zie 1 Kon. 22:19, enz. en boven Jer. 18:16.

1Ki 22.19 Jer 18.16

Jeremiah 32:31

50) tot Mijn toorn

Dat is, zij heeft niets anders gedaan dan dat diende om mijn toorn en grimmigheid te verwekken, daarover zijn zij [gelijk men zegt] altijd uit geweest, daarop hebben zij toegelegd. Anders: in mijnen toorn; dat is, Ik ben op hen vertoornd geweest, enz.

Lamentations 2:14

74) profeten

Versta dit van de valse profeten, die de boze Joden zichzelven verkoren hadden, of die zichzelven uitgaven voor leidslieden of stuurlieden en onderwijzers, maar niet van God gezonden, noch de rechte profeten zijnde; zie Jer. 2:8, en Jer. 5:31, en Jer. 14:14, en Jer. 23:16, en Jer. 27:10, en Jer. 29:8,9; Ezech. 13:2.

Jer 2.8 5.31 14.14 23.16 27.10 29.8,9 Eze 13.2

75) ijdelheid

Dat is, zodanige dingen, die ganselijk niet strekten ten goede, noch tot godzaligheid; als bij voorbeeld: zij hebben u den vrede en aller dingen overvloed verkondigd, als God het tegendeel dreigde. Zie Jer. 28:2,3,15, en Jer. 29:8.

Jer 28.2,3,15 29.8

76) ongerijmdheid

Hebreeuws, onsmakelijke dingen. Zie Job 1:22, en Jer. 23:13.

Job 1.22 Jer 23.13

77) gezien,

Dat is geprofeteerd. Want profetie‰n zijn goddelijke gezichten den profeten geopenbaard.

78) zij hebben [u] uw ongerechtigheid niet geopenbaard,

Dat is, zij hebben u uwe zonden en overtredingen niet oprechtelijk voorgedragen, om u in uwe conscientie te overtuigen.

79) om uw gevangenis

Dat is, dat zij u daardoor tot oprecht berouw en leedwezen zouden gebracht hebben, om alzo de oordelen Gods voor te komen.

80) zij hebben voor u gezien

Dat is, zij hebben u, als in Gods naam, geleerd dingen, die vals en nergens toe nut en oorbaarlijk waren.

81) lasten

Dat is, profetie‰n; zie Jer. 13:1.

Jer 13.1

82) uitstotingen.

De zin is: Naar welke te luisteren de gereedste weg was om u uit uw land te brengen. Want dwalingen te leren en te geloven is de fontein van al de zonden, om welker wil God gemeenlijk de kinderen der mensen straft.

Ezekiel 8:6

27) de grote gruwelen,

Versta den gruwelijken afgodendienst, dien zij Ba„l daar ter ere deden.

28) opdat Ik van Mijn heiligdom verre wegga?

De zin is dat de gruwelen, die zij bedreven, Hem ene oorzaak zouden geven om van zijn heiligdom te wijken.

29) gij zult nog wederom

Hebreeuws, gij zult wederkeren, gij zult zien, dat is, gij zult weder zien. Zie Num. 11:4. Anders, keer u nog weder, [en] gij zult groter gruwelen zien.

Nu 11.4
Copyright information for DutKant