Jeremiah 22:5

Jeremiah 23:31

68) hun tong nemen,

Dat is, hunne tong stoutelijk hiertoe misbruiken, of, [met] hunne tongen vangen; dat is, de mensen met zoete woorden verstrikken en overreden, stoutelijk en valselijk zeggende dat het mijn woord is, hetgeen hun eigen versiersel is.

69) Hij heeft [het] gesproken;

Namelijk de HEERE: gelijk de ware profeten, bij en in het verhaal van Gods woorden, zeer dikwijls deze woorden plegen te gebruiken: spreekt, of, zegt de HEERE. Hebreeuws eigenlijk, het gezegde, of gesprokene des HEEREN; Matth. 22:44, uit Ps. 110:1, wordt daarvoor gesteld [gelijk als hier] heeft gezegd, of gesproken, of sprak, in deze woorden: De HEERE heeft gezegd, of gesproken tot mijnen Heere. Alwaar dit woord ook in den Hebreeuwsen tekst staat.

Mt 22.44 Ps 110.1

Jeremiah 44:26

44) man van Juda in gans Egypteland

Dat is, mensen; zie Job 12:10, alzo in Jer. 44:27.

Job 12.10 Jer 44.27

45) Een afgebroken rede.

Een afgebroken rede in het eedzweren gebruikelijk; zie Deut. 1:35.

De 1.35

Jeremiah 51:14

39) bij Zijn ziel:

Menselijk van God gesproken, dat is, bij zichzelven, gelijk God spreekt boven Jer. 22:24, en Jer. 49:13. Zie Gen. 22:16.

Jer 22.24 49.13 Ge 22.16

40) Ofschoon Ik u

Gelijk de Hebreeuwse woorden genomen zijn, boven Jer. 2:22, en Jer. 37:10, zie 1 Sam. 14:39. Anders: zo Ik u [niet] vervulde, en zij, enz., verstaande het grote krijgsheir der Meden en Perzen, waarmede God hier zweren zou hen te zullen vervullen.

Jer 2.22 37.10 1Sa 14.39

41) kevers vervuld heb,

Een soort van ongedierte, hebbende in het Hebreeuws de naam [gelijk enigen menen] van het verderven der vruchten door lekking. Zie Ps. 105:34, onder Jer. 51:27; Jo‰l. 1:4, en Jo‰l. 2:25; Nah. 3:15,16. Sommigen noemen ze kankerwormen, of kruidwormen.

Ps 105.34 Jer 51.27 Joe 1.4 2.25 Na 3.15,16

42) vreugdegeschrei

Zie hiervan boven Jer. 25:30, en versta dit van de vijanden, die Babel zouden overvallen.

Jer 25.30

43) over u toeroepen!

Triomferende over u, of tegen u, een veldgeschrei maken om elkander tot den aanval en overwinning van u te verwakkeren, al waar gij nog zo vol volk.

Amos 4:2

4) bij Zijn heiligheid,

Zie Gen. 22:16.

Ge 22.16

5) dagen over ulieden zullen komen,

Dat is, bestemde tijden van plagen. Zie Ps. 37:13; Jer. 50:27,31, en Joel 1:15, met de aantekening.

Ps 37.13 Jer 50.27,31 Joe 1.15

6) dat men u

Hebr. dat hij; dat is, dat men, of de vijand, enz.

7) zal optrekken met haken,

Of, wegnemen, wegvoeren, in het volgende met haken. Versta, gelijk men de grote vissen met haken uit de zee optrekt, zal Ik u door den vijand uit uw land wegrukken, hoe node of ongaarne gij ook daaruit zoudt willen, Verg. Jer. 16:16; Hab. 1:14,15, en voorts Job 40:21; Jes. 37:29; Ezech. 19:4,9, en Ezech. 29:4.

Jer 16.16 Hab 1.14,15 Job 41.2 Isa 37.29 Eze 19.4,9 29.4

8) nakomelingen

Of, uw laatste, achterste; dat is, die achtergebleven en mogen zijn, of zich achterlijk houden. Zie van het Hebr. woord ziet. Zie Job 40:21.

Job 41.2

9) visangelen.

Die scherp en stekende zijn als doornen, of naar de wijze van die gemaakt, waarop het Hebr. woord ziet. Zie Job 40:21.

Job 41.2

Hebrews 6:13

35) als God aan Abraham

De apostel bewijst met het voorbeeld van Abraham, den vader aller gelovigen, hetgeen hij in Hebr. 6:12 van al de gelovige voorvaders had betuigd.

Heb 6.12

36) de belofte deed,

Namelijk Gen. 22:16, wanneer Abraham zijn zoon had geofferd, in welke beloften alle lichamelijke en geestelijke beloften zijn begrepen, namelijk van het beloofde zaad, en van de vermenigvuldiging van zijn zaad als van den vader van alle gelovigen, waarvan zie nadere verklaring Rom. 4:16; Gal. 3:14, enz.

Ge 22.16 Ro 4.16 Ga 3.14
Copyright information for DutKant